woensdag

Onze bijdrage aan de christelijke eenheid

Toen Paulus van de huisgenoten van Cloë hoorde dat de eenheid van de christelijke gemeente in Corinthe gevaar liep, noemde hij een aantal dingen die vermeden moet worden om de eenheid in Christus te bewaren. Hij schreef onder meer: "Is Christus dan in stukken verdeeld? Ben ik soms voor u aan het kruis gestorven of bent u in mijn naam gedoopt? Ik ben dankbaar dat ik niemand van u gedoopt heb, behalve Crispus en Gajus. Nu kan dus niemand zeggen dat hij in mijn naam gedoopt is en bij mij hoort" (1 Corinthiërs 1:13-15, Het Boek).

Het is opmerkelijk hoe Paulus hierboven zijn eigen rol en positie relativeerde. Hij besefte ongetwijfeld dat door zijn grote ijver als prediker van Christus sommigen in Corinthe hem een te belangrijke positie toegekend hadden. Deze gelovigen zeiden zelf: "Ik hoor bij Paulus" (1 Cor. 1:12). Paulus zette ze weer met beide benen op de grond door te zeggen dat hij niet degene was die aan de martelpaal gestorven was, en dat 'niemand kon zeggen dat hij in Paulus' naam gedoopt was'.

Deze woorden van Paulus doen Frances en mij terugdenken aan de dagen waarop wij gedoopt werden. Frances is gedoopt op 28 april 1974, en ik op 11 juni 1972. Frances en ik hebben toen "ja" gezegd op de volgende twee vragen:

1) Heeft u voor het aangezicht van Jehovah erkend dat u een zondaar bent die redding behoeft, en heeft u voor hem erkend dat deze redding van hem, de Vader, uitgaat en door bemiddeling van zijn Zoon Jezus Christus tot u komt?

2) Heeft u zich op grond van dit geloof in God en in zijn voorziening voor redding zonder enig voorbehoud aan hem opgedragen, om voortaan zijn wil te doen, zoals hij u deze door bemiddeling van Christus Jezus en onder de verlichting van de heilige geest door de bijbel openbaart?
In onze dooplezingen werd ook het volgende gezegd:

"Jullie symboliseren niet jullie opdracht aan een werk, of jullie opdracht aan een organisatie, maar jullie opdracht aan een persoon - Jehovah God" (zie ook De Wachttoren van 1 december 1966, pagina 732).
Frances en ik staan nog 100% achter bovenstaande geloften die we aan Jehovah gedaan hebben. Er is niets aan onze trouw aan Jehovah en Christus veranderd.

Wat er sindsdien wel veranderd is, zijn de doopvragen. Sinds 1985 heeft namelijk het Besturende Lichaam van JG de organisatie in de plechtige doopgeloften opgenomen. De doopvragen luiden sinds 1985 als volgt (let vooral op de tweede vraag):

1) Heb je op grond van het slachtoffer van Jezus Christus berouw van je zonden en heb je je aan Jehovah opgedragen om zijn wil te doen?

2) Begrijp je dat je opdracht en doop je identificeren als een van Jehovah's Getuigen, verbonden met Gods door de geest geleide organisatie?"
Als Paulus uiting gaf aan zijn opluchting dat de Corinthische christenen niet "in de naam van Paulus gedoopt" waren, waarom heeft het Besturende Lichaam dan bij de huidige doopgeloften - in feite een zeer persoonlijke zaak tussen de doopkandidaat en Jehovah - wel een plaats ingeruimd voor haarzelf? Waarom moeten gelovigen nu in het openbaar verklaren dat ze bij de JG-organisatie horen? Waarom relativeerde Paulus ook al weer zijn eigen rol en positie? Omdat hij goed besefte dat de gelovigen in Christus, en niet in (een bepaalde groep) mensen verenigd moeten zijn. Daarom stelde Paulus de retorische vraag: "Ben ik soms voor u aan het kruis gestorven?" (1 Cor. 1:13, Het Boek) Als Paulus op nederige wijze zijn rol en positie relativeerde, waarom doen de broeders in Brooklyn dat dan niet? De broeders in Brooklyn zijn toch voor ons niet aan de paal gehangen? Trouwens, in de eerste eeuw en vóór 1985 zijn duizenden broeders en zusters gedoopt, zonder zo'n gelofte aan een organisatie of (groep van) personen te doen.

Paulus bijdrage aan de christelijke eenheid was dus de volgende: Hij minimaliseerde zijn eigen rol en positie, zodat de broeders en zusters in Christus verenigd zouden zijn. Door zijn nederige en bescheiden houding en voorbeeld kon hij oprecht het volgende aan de Corintische gelovigen schrijven: "Nu vermaan ik U, broeders, door de naam van onze Heer Jezus Christus, dat GIJ allen in overeenstemming met elkaar spreekt en dat er geen verdeeldheid onder U is, maar dat GIJ nauw verenigd zijt in dezelfde geest en in dezelfde gedachtegang" (1 Cor. 1:10, NWV).

Uit Markus 9:37-41 blijkt verder dat de eenheid in Christus niet slechts beperkt is tot een bepaalde groep gelovigen. De eenheid in Christus overstijgt ons kleinzielige groepsdenken. Jezus woorden zijn in The Message (een Engelse vertaling) heel treffend weergegeven:

"John spoke up, "Teacher, we saw a man using your name to expel demons and we stopped him because he wasn't in our group." Jesus wasn't pleased. "Don't stop him. No one can use my name to do something good and powerful, and in the next breath cut me down. If he's not an enemy, he's an ally. Why, anyone by just giving you a cup of water in my name is on our side. Count on it that God will notice."
Johannes zei dus: "We lieten hem ermee stoppen omdat hij niet tot onze groep hoorde." Maar "Jezus was daar niet blij mee." In tegenstelling tot de apostel Johannes, had Jezus dus geen hokjesgeest.

Wanneer we deze prachtige voorbeelden van Jezus en Paulus verinnerlijkt hebben, dan zullen we beslist bijdragen aan onze eenheid in Christus.

Geen opmerkingen: