vrijdag

Waarom we onze verdediging op internet voeren

Net als vroeger in Israël de plaatselijke rechtbank aan de stadspoort zetelde, wat betekent dat de zaak in het openbaar behandeld werd, verdedigen ook wij ons op het voor iedereen toegankelijke internet. De Ontwaakt! zei daarover:

*** g81 22/5 blz. 17-18 Een onderzoek naar de bronnen van ons recht ***

"Strafzaken werden in Israël ongetwijfeld sneller afgehandeld dan thans het geval is in landen als de Verenigde Staten, waar overbelaste rechtbanken en ingewikkelde procedures aanleiding geven tot veel vertraging. Aangezien de plaatselijke rechtbank bij de stadspoort zetelde, viel er niet aan te twijfelen dat de behandeling van de zaak openbaar was! (Deut. 16:18-20) Ongetwijfeld vormde de openbare behandeling voor de rechters een hulp om hen te manen tot voorzichtigheid en rechtvaardigheid, eigenschappen die soms verdwijnen wanneer een oppermachtig gerechtshof hoorzittingen in het geheim en achter gesloten deuren mag houden. Wat valt er over de getuigen te zeggen?

In bijbelse tijden werd er van getuigen verlangd dat zij hun verklaring in het openbaar aflegden. Om deze reden werden zij gewaarschuwd zich in hun getuigenverklaring niet door de druk van de publieke opinie te laten beïnvloeden en ’af te wijken met de grote massa om het recht te buigen’. Op meineed volgde geen gevangenisstraf, maar de valse getuige kreeg de straf die hij over de gedaagde had trachten te brengen — zelfs de dood! — Ex. 23:2: Deut. 19:15-21."

woensdag

Opkomen voor Jehovah

INLEIDING:

Op 4 mei 2007 werd ik gebeld door Jan van Bruggen, een oude vriend en ouderling uit de JG-gemeente Woudenberg. Hij liet mij weten dat ik op woensdagavond 9 mei 2007 in de Koninkrijkszaal van JG verwacht werd om voor een kerkelijk tuchtrechtcollege (gerechtelijk comité) te verschijnen. In dat comité zouden hijzelf, Ben Vergouw en Jakob Vos, allen ouderling in de gemeente Woudenberg, mij ondervragen. Op grond van het schrijven en publiceren van dit artikel word ik door hen beschuldigd van afvalligheid.

Ik liet Jan van Bruggen weten dat ik op deze uitnodiging niet zou ingaan, maar in plaats daarvan nodigde ik hem bij ons thuis uit voor een informeel gesprek. Dat gesprek vond plaats op maandagavond 4 juni 2007. Bij dit gesprek waren Jan van Bruggen, Ben Vergouw, Frances en ik aanwezig.

Frances en ik ontkennen ten stelligste de tegen ons ingebrachte beschuldiging van afvalligheid. De bewijslast voor deze beschuldiging ligt volledig bij onze beschuldigers. Het is de vraag of onze beschuldigers zo onpartijdig zijn om de bijbelse raad aangaande onderzoek naar vermeende afvalligheid toe te passen: "Wanneer in een van de steden die u van Jehovah [NWV], uw God, krijgt om u daar te vestigen, het gerucht de ronde doet dat er onder uw volk nietswaardige figuren zijn opgestaan die de andere inwoners van hun stad tot ontrouw hebben aangezet en hen naar andere goden hebben laten overlopen – goden die u onbekend zijn – dan moet u navraag doen, een onderzoek instellen en de zaak tot op de bodem uitzoeken. Als blijkt dat het waar is, als onomstotelijk vaststaat dat zoiets afschuwelijks bij heeft plaatsgevonden, dan moet u de inwoners van die stad ter dood brengen" (Deut. 13:13-16, NBG).

Het begrip partijdigheid heeft betrekking op de houding van rechters tegenover de partijen en het onderwerp van de zaak: die dient vrij van vooringenomenheid en vooroordeel te zijn. Tijdens ons gesprek was het triest te moeten vaststellen dat Jan van Bruggen en Ben Vergouw niet de intentie hebben om deze zaak "tot op de bodem uit te zoeken" vanwege hun positieve vooringenomenheid tegenover de broeders in Brooklyn. Deze vooringenomenheid bleek duidelijk toen de doofpotaffaire inzake seksueel kindermisbruik onder JG ter sprake kwam. Toen ik ze erop wees dat het WTG onlangs negen misbruikzaken inzake 16 slachtoffers afgekocht heeft, en dat de slachtoffers hierover moeten zwijgen (zogenaamde confidentiality or non-disclosure provisions), zei Ben Vergouw dat zoiets onmogelijk was. Hij zei: "Dat zou ons weinig doen verschillen van de Katholieke Kerk". Hoe waar is deze opmerking (zie verder hier)!!!

Met dit essay hoop ik een kijkje in onze ziel te geven, want het is onze innige wens om voor onze hemelse Vader en Jezus Christus op te komen.
Sinds mensenheugenis staat in Oosterse culturen respect voor ouderen in een hoog vaandel. Het is not-done dat jongeren kritiek uiten op de zienswijze van ouderen. Dit culturele gegeven blijkt ook duidelijk uit het felle debat tussen Job en Bildad, Elifaz en Zofar. De jonge Elihu was lang slechts een luisteraar van het debat geweest, maar op een gegeven moment kon hij zich niet langer inhouden. Hij zegt daar zelf het volgende over: "En Elihu zelf had met woorden op Job gewacht, omdat zij ouder in dagen waren dan hij. … Toen antwoordde Elihu, de zoon van Baracheël, de Buziet, en zei: „Ik ben jong van dagen En GIJ zijt bejaard. Daarom hield ik mij op de achtergrond en was bevreesd, Ulieden mijn kennis mee te delen. Ik zei: ’De dagen dienen maar te spreken, En een veelheid van jaren dient maar wijsheid bekend te maken.’ Voorwaar, het is de geest in de sterfelijke mensen En de adem van de Almachtige [die] hun verstand geeft. Niet slechts de hoogbedaagden blijken wijs te zijn, Noch verstaan enkel de ouden het recht. Daarom zei ik: ’Luister toch naar mij. Ik zal mijn kennis meedelen, ja, ik’" (Job 32:4-10).

Zoals uit zijn woorden blijkt, was er nu dus een dwingende reden waarom Elihu het stilzwijgen verbrak. Normaalgesproken had hij zijn mond gehouden, maar nu was er iets belangrijkers dan aan een culturele norm vasthouden. Elihu werd hierbij door Jehovah's geest aangedreven. Wat was die dwingende reden? Het verslag in Job maakt dat duidelijk: "De toorn van Elihu . . . ontbrandde. Tegen Job ontbrandde zijn toorn, omdat hij veeleer zijn eigen ziel rechtvaardig verklaarde dan God. Ook tegen zijn drie metgezellen ontbrandde zijn toorn, wegens het feit dat zij geen antwoord hadden gevonden maar God voorts schuldig verklaarden" (Job 32:2,3).

Als we Job hoofdstuk 32 tot en met 37 doorlezen, dan is het overduidelijk dat Elihu hartstochtelijk voor Jehovah opkwam, ja hij was een echte getuige van en voor Jehovah. Hij zei ook nog: "Heb nog even geduld met mij, en ik zal u meedelen dat er nog woorden te zeggen zijn ten gunste van God. . . . Aan mijn Formeerder zal ik rechtvaardigheid toeschrijven. . . . Hij zal zijn ogen niet van de rechtvaardige afwenden" (Job 36:2-7; NWV).

Elihu begreep dat de rechtvaardiging van Jehovah veel belangrijker is dan de rechtvaardiging van welk mens maar ook, zelfs al heette hij Job. Elihu dacht er net zo over als de apostel Paulus die onder inspiratie het volgende zei: "God worde waarachtig bevonden, ook al wordt ieder mens een leugenaar bevonden" (Romeinen 3:4). Dit sterke verlangen om het voor zijn geliefde hemelse Vader op te nemen - ja om een getuige van Jehovah te zijn - maakte dat hij iets deed wat hij normaliter nooit gedaan zou hebben: Zijn afwijkende mening uiten in het bijzijn van wijze, oudere personen.

Dit verslag doet me denken aan de cultuur die er in de organisatie heerst: de gezalfde broeders zijn de wijze ouderen en de jongeren luisteren naar hun aanwijzingen. Normaalgesproken is het is not-done om hen tegen te spreken. Toch is er - net als in het geval van Elihu - slechts één uitzondering op deze regel: wanneer de situatie het nodig maakt om het voor Jehovah zelf op te nemen. Dit is een dwingende reden die in het geval van Elihu door Jehovah's heilige geest ondersteund werd.

Dat zou in de organisatie eigenlijk geen probleem mogen zijn, omdat JG dezelfde grondhouding als Elihu en Paulus claimen. In hun brochure Jehovah's Getuigen - Wie zijn zij? wordt de volgende opmerking gemaakt (deze brochure staat ook op hun website - zie hier)

*** jt blz. 3-4 Wie zijn zij? ***

Zij vinden het uitermate belangrijk dat hun geloofsovertuigingen op de bijbel zijn gebaseerd en niet op louter menselijke bespiegelingen of geloofsbelijdenissen. Zij denken er net zo over als de apostel Paulus toen hij onder inspiratie zei: „God worde waarachtig bevonden, ook al wordt ieder mens een leugenaar bevonden” (Romeinen 3:4, Nieuwe-Wereldvertaling). Wanneer het gaat om leerstellingen die als bijbelse waarheden worden onderwezen, raden de Getuigen u sterk aan hetzelfde te doen als de Bereeërs, toen zij de apostel Paulus hadden horen prediken: „Zij namen het woord met de grootste bereidwilligheid des geestes aan en onderzochten dagelijks zorgvuldig de Schriften of deze dingen zo waren” (Handelingen 17:11). Jehovah’s Getuigen zijn van mening dat alle religieuze leerstellingen, of ze nu door henzelf of door anderen worden onderwezen, op deze wijze getoetst moeten worden om te zien of ze in overeenstemming zijn met de geïnspireerde Schrift. Zij nodigen u uit — dringen er bij u op aan — dit te doen in uw gesprekken met hen.
So far so good. Het probleem in de praktijk is echter dat de broeders in Brooklyn - en in het verlengde hiervan de plaatselijke ouderlingen - moeite hebben met zelfkritiek. Het lukt hen maar niet om 'de balk in hun eigen oog' te zien. Hieronder volgt hiervan een veelzeggend voorbeeld:

In de Ontwaakt! van 8 april 1969, pagina 23-24, stond het volgende te lezen over “personen die het “einde van de wereld” voorspelden:

"Inderdaad zijn er in het verleden personen geweest die een "einde van de wereld" voorspelden, terwijl zij zelfs een nauwkeurige datum bekendmaakten. Sommigen hebben groepen van mensen om zich heen verzameld en zijn de bergen in gevlucht of hebben zich in hun huizen teruggetrokken om daar het einde af te wachten. Er gebeurde echter niets. Het "einde" kwam niet. Zij maakten zich schuldig aan vals profeteren... Waar het zulke mensen aan ontbrak, waren Gods waarheden en het bewijs dat zij door God geleid en gebruikt werden."
Welingelichte personen weten dat de broeders in Brooklyn de afgelopen 130 jaar ook een aantal keren het “einde van de wereld” voorzegd hebben: In 1914, 1925, 1975, en het geslacht van 1914 zou niet voorbijgaan. Hoe kijkt het Besturende Lichaam (BL) van JG hier zelf tegen aan? Probeert ze ze zichzelf te zien zoals ze anderen bekijkt? Helaas. In De Wachttoren van 15 maart 1986, pagina 19, stond het volgende:

"Sommige tegenstanders beweren dat Jehovah’s Getuigen valse profeten zijn. Deze tegenstanders zeggen dat er datums zijn gesteld maar dat er niets is gebeurd. ... Bovendien maakt de noodzaak om ons inzicht enigszins te herzien, ons niet tot valse profeten ... Hoe dwaas om het standpunt in te nemen dat aangezien verwachtingen enigszins gewijzigd moesten worden, de hele waarheid in twijfel getrokken moet worden!"
Wanneer we de onderstreepte passages in de citaten met elkaar vergelijken, dan is hier duidelijk sprake van een ‘splinter-balk-situatie’ (Mt. 7:3-5).

Nog een voorbeeld waaruit blijkt dat het BL moeite heeft met zelfreflectie is de rol van religieuze instituten in onze aanbidding van God. Op pagina 229 van het artikel Wat komt eerst – uw kerk of God? in De Wachttoren van 15 april 1970 stonden bijvoorbeeld over de rol van de geliefde religieuze instituten van de katholieke en protestante gelovigen de volgende nuchtere opmerkingen te lezen:

"De meeste gelovigen maken zich zorgen over de huidige crisis in de Katholieke Kerk en ook in de protestantse religies. Hun reacties verschillen evenwel naar gelang van het type van gelovige dat zij blijken te zijn. Bij sommigen komt God op de eerste plaats en is hun kerk slechts een middel dat wordt gebruikt om hem te aanbidden. Bij anderen is hun kerk een doel op zichzelf geworden, terwijl ze zelfs belangrijker dan God en zijn Woord, de bijbel, wordt geacht. Welk standpunt neemt u in? Wat komt in uw hart en geest op de eerste plaats — uw kerk of God?"
Op dezelfde pagina wordt verder gesproken over

"...gelovigen die hun kerk trouw blijven uit loyaliteit aan de religie waarin zij werden opgevoed. Hun houding is: Goed of verkeerd, het is mijn religie! Denkt u hier ook zo over? Indien ja, dan bent u ongetwijfeld een loyaal persoon. Aan wie bent u echter meer loyaliteit verschuldigd — aan uw kerk, of aan God? Nu de aarde zo vervuld is van ongeloof, dient u ervoor geprezen te worden dat u uw geloof hebt behouden, maar waarin dient u geloof te stellen — in een religieuze organisatie, of in God? Waarom gaat u naar de kerk? Toch in de eerste plaats omdat u in God gelooft?"
Het artikel doet een beroep op verontruste katholieken en protestanten om op zoek te gaan naar de ware religie. Indien dit artikel enkele verontruste kerkgangers geholpen heeft om uiteindelijk Jehovah’s Getuige te worden, dan mag je op grond van de vragen uit dit artikel ervan uitgaan dat bij deze broeders en zusters 'God op de eerste plaats komt en dat zij een religieuze organisatie slechts als een middel zien om hem te aanbidden'. 'Bij hen is een religieuze organisatie geen doel op zichzelf geworden, en ze vinden een religieuze organisatie niet belangrijker dan God en zijn Woord, de bijbel'. 'God komt in hun hart en geest op de eerste plaats'. 'Ze bezitten niet de houding: Goed of verkeerd, het is mijn religie'. 'Ze zijn loyaler aan God dan aan een religieuze organisatie' en 'stellen veeleer geloof in God dan in een religieuze organisatie'.

Hoe denken de broeders uit Brooklyn en hun plaatselijke ouderlingen echter over HUN geliefde religieuze instituut, dat ze liefkozend "moeder", "Gods zichtbare organisatie", "getrouwe en beleidvolle slaaf" etc. noemen? Kunnen ze de positie van hun eigen instituut voldoende relativeren, wanneer ze in de spiegel kijken?

Klaarblijkelijk niet, omdat ze hun eigen geliefde religieuze instituut als "Gods communicatiekanaal" zien en het belijden hiervan tot een bindend geloofsartikel voor alle JG verheven hebben. Hieronder volgen enkele citaten uit de JG-lectuur ter staving hiervan (je zult er vele vinden met de CD-Rom van het WTG als je op de zoekregel "communicatiekanaal" intypt):

*** w06 15/7 blz. 22 par. 16 Focus op het goede van Jehovah’s organisatie ***

"Maar als we nu de neiging voelen te murmureren vanwege twijfels over bepaalde leerstellingen van Jehovah’s volk? Wees dan niet ongeduldig. Misschien zal de ’getrouwe slaaf’ te zijner tijd iets publiceren dat onze vragen beantwoordt en onze twijfels wegneemt. Het is verstandig de ouderlingen om hulp te vragen (Judas 22, 23). Ook gebed, persoonlijke studie en omgang met geestelijk gezinde geloofsgenoten helpt ons om twijfel tegen te gaan en onze waardering te vergroten voor de geloofversterkende bijbelse waarheden die we via Jehovah’s communicatiekanaal hebben leren kennen."
*** w94 1/10 blz. 8 De bijbel — Een boek bedoeld om begrepen te worden ***

"Juist zoals de bijbelse profetieën vooruitwezen naar de Messias, zo wijzen ze ons ook naar het hecht verenigde lichaam van gezalfde christelijke Getuigen, dat nu als de getrouwe en beleidvolle slaaf dient. Het helpt ons het Woord van God te begrijpen. Allen die de bijbel willen begrijpen, dienen in te zien dat de „rijkgevarieerde wijsheid van God” uitsluitend bekend kan worden via Jehovah’s communicatiekanaal, de getrouwe en beleidvolle slaaf."
*** w56 15/8 blz. 374 ***

"De wil van de slaaf is daarom Jehovah’s wil. Opstand tegen de slaaf staat gelijk aan opstand tegen God".
*** w57 1/9 blz. 392 ***

"... Het is van levensbelang dat wij dit erkennen en op de aanwijzingen van de "slaaf" acht geven zoals wij naar de stem Gods zouden luisteren..."
*** w43 blz. 204-6 Righteous Requirements ***


(u kunt de afbeelding vergroten door erop te klikken)

"The Lord breaks down our organization instructions further and makes them more practicable by further instructing us through his "faithful and wise servant". He says, `Let us assign the field, the world, to special pioneers, regular pioneers and companies of Jehovah's witnesses in an orderly way, sufficient for everyone to thoroughly witness therein, and let us place upon each one the responsibility of caring for the New World interest in these respective assignments.' He says the requirements for special pioneers shall be 175 hours and 50 back-calls per month, which should develop into a reasonble number of studies; and for regular pioneers 150 hours and as many back-calls and studies as can be properly developed during that time. And for company publishers he says, `Let us make a quota of 60 hours and 12 back-calls and at least one study a week for each publisher.' These directions come to us from the Lord through his established agency directing what is required of us; and, for those who really love the Lord and are guided by his counsel, that is a reasonable service requirement. This expression of the Lord's will should be the end of all controversy. ...

The Lord through his "faithful and wise servant" now states to us, "Let us cover our territory four times in six months." That becomes our organization instructions and has the same binding force on us that his statement to the Logos had when he said, "Let us make man in our image." It is our duty to accept this additional instruction and obey it."


Door hun geliefde organisatie als "Gods communicatiekanaal" aan te duiden, beseffen de broeders uit Brooklyn en hun plaatselijke ouderlingen niet dat ze hiermee - net als de drie metgezellen van Job deden - 'God schuldig verklaren'. Hoezo? Er is een periode geweest dat de broeders uit Brooklyn in hun lectuur een verbod op vaccinaties, orgaantransplantaties en bepaalde bloedfracties uitgevaardigd hadden. Deze standpunten en posities zijn later wel herzien, maar ze werden wel op gezaghebbende wijze verkondigd, als waren ze van Jehovah zelf afkomstig. Want zij zouden immers als "Gods communicatiekanaal" aangesteld zijn. Hierdoor hebben ze Jehovah zelf schuldig verklaard aan onnodige JG-doden, die op loyale wijze voor "oud licht" gestorven zijn. Velen onder ons herinneren zich nog hoe we oprecht geloofden dat er nog vertegenwoordigers van het geslacht van 1914 in leven zouden zijn als Armageddon zou uitbreken. Deze dwaalleer werd jarenlang in de colofon van Ontwaakt! als "de belofte van de Schepper" verkondigd. Toen deze belofte vals bleek, hadden ze hiermee Jehovah tot een leugenaar gemaakt, ook al werd de tekst van de colofon stilletjes gewijzigd.

Is het verwonderlijk dat de emoties van iemand die loyaal voor Jehovah wil opkomen - ja een getuige van/voor Jehovah wil zijn - door bovenstaande situatie geraakt worden? Zoals uit het verslag in het bijbelboek Job blijkt, ontstak Elihu in woede, toen hij onderscheidde dat Jobs drie vrienden "God schuldig verklaard hadden". Het lukte hem simpelweg niet om hier onverschillig op te reageren.

Ook Paulus was een ijverige getuige van Jehovah die besefte dat de rechtvaardiging van Jehovah veel belangrijker is dan de rechtvaardiging van een mens of groep mensen. Dit blijkt uit zijn bejegening van de apostel Petrus. Hoewel Petrus door Jezus rechtstreeks aangesteld was om ‘zijn schaapjes te voeden’ (Johannes 21:15-17), legde hij in Antiochië een groot struikelblok op de weg van de heidense christenen door zich van hun omgang terug te trekken (Galaten 2). De apostel Paulus besefte welke schadelijke gevolgen Petrus’ misstap voor hen kon hebben en aarzelde niet voor de waarheid op te komen. Uit liefde voor Jehovah en zijn broeders zette hij de zaak recht. Hoe reageerde Petrus hierop? Kwalificeerde hij Paulus nu als een afvallige, omdat hij 'actie ondernam tegen een vooraanstaande broeder die een belangrijk onderdeel vormde van de gevestigde orde onder Jehovah’s opgedragen volk?' Want had Paulus met zijn uitlatingen geen 'verdeeldheid veroorzaakt en de eenheid van de gemeente verstoord? Ondermijnden Paulus uitlatingen niet het door de broeders gestelde vertrouwen in de hemelse regeling voor geestelijk voedsel?' (de hier gekozen woorden komen uit het ouderlingen-boek [BL-definitie van "afvalligheid"])

Gelukkig reageerde de apostel Petrus voorbeeldig. Hij stelde zich niet boven terechtwijzing. Petrus pleegde geen karaktermoord op Paulus en beschreef hem later niet als 'onruststoker of een 'broeder die moeite met autoriteit heeft'. Nee, jaren later schreef Petrus in zijn brief over "onze geliefde broeder Paulus", en erkende nederig dat God hem wijsheid geschonken had (2 Petrus 3:15). Petrus besefte ongetwijfeld dat als zijn misstap niet rechtgezet was, de eenheid van de gemeente juist in gevaar gekomen was (verdeeldheid tussen heidense en joodse christenen; Paulus droeg op nog een andere manier bij aan de christelijke eenheid. Voor meer info klik dan hier).

Ook Paulus stelde een goed voorbeeld voor ons: Hij kwam loyaal voor Jehovah op, en uit liefde voor Gods schapen "ontstak hij in toorn omdat zij tot struikelen gebracht konden worden" (2 Kor. 11:29). De vraag die Paulus aan zijn broeders uit Galatië stelde, is klaarblijkelijk nu nog even actueel als toen: "Ben ik nu dan uw vijand geworden omdat ik u de waarheid zeg?" (Gal. 4:16).

In dit verband is het ook interessant te zien hoe het NBV de zin "tegen Job ontbrandde zijn [Elihu's] toorn, omdat hij veeleer zijn eigen ziel rechtvaardig verklaarde dan God" vertaald heeft: "hij ontstak in woede tegen Job, omdat deze in zijn recht meende te staan tegenover God." Ook het BL en haar plaatselijke ouderlingen menen 'in hun recht tegenover God te staan' als ze broeders en zusters die loyaal voor God willen opkomen het zwijgen opleggen door hen uit de gemeente te sluiten. Ook Jezus zei in Joh. 16:1-4: "Deze dingen heb ik tot U gesproken, opdat GIJ niet tot struikelen wordt gebracht. Men zal U uit de synagoge werpen. Ja, het uur komt dat een ieder die U doodt, zal menen God een heilige dienst te hebben bewezen. Zij zullen deze dingen echter doen omdat zij noch de Vader noch mij hebben leren kennen. Niettemin heb ik deze dingen tot U gesproken, opdat GIJ, wanneer het uur ervoor gekomen is, U zult herinneren dat ik ze U heb gezegd."

Als Elihu en Paulus nu geleefd hadden, zou het dan juist zijn om hen voor hun ijverige getuigenis en liefde voor Jehovah en Jezus uit te sluiten? Hoe ironisch zijn de woorden die bij de uitsluiting van huidige zogenaamd "afvallige" gelovigen op het podium van de Koninkrijkszaal voorgelezen worden: "Broeder-die-en-die is niet langer een Jehovah's Getuige".

Zoals uit Job 42 blijkt, besefte Job wat hij verkeerd gedaan had en beleed hij uiteindelijk tegenover Jehovah zijn zonden. Het is mijn innige wens en gebed dat ook de broeders die verantwoordelijk zijn voor uitsluitingen van loyale christenen uiteindelijk begrijpen wat er werkelijk aan de hand is en hun zonden tegenover Jehovah belijden. Tot hun bezinning herhaal ik de woorden van Jezus toen hij stervende was: "Vader, vergeef hun, want zij weten niet wat zij doen" (Lukas 23:34).

Noot: Naar aanleiding van ons gesprek hier nog enkele mijmeringen.

Nog enkele mijmeringen na ons gesprek met Jan van Bruggen en Ben Vergouw

Tijdens ons gesprek op 4 juni jl. (zie verder ook hier) met de JG-ouderlingen Jan van Bruggen en Ben Vergouw zijn me een aantal opmerkelijke zaken opgevallen.

Jan maakt zich blijkbaar zorgen over een aantal uitspraken op mijn weblog, omdat deze uitspraken de broeders van het Besturende Lichaam indirect beschuldigen. Jan citeerde zelfs Openbaring 12:10 waarin gesproken wordt over Satan als "de beschuldiger van onze broeders, die hen dag en nacht voor onze God beschuldigt". Ik begin in zijn ogen kennelijk op Satan te lijken.

Wat Jan waarschijnlijk vergeet, is dat het schuldig verklaren van God veel ernstiger is dan mensen beschuldigen. Een concreet voorbeeld: enkele broeders en zusters uit de jaren 1968-1980 stierven door het weigeren van orgaantransplantaties, omdat "Gods" spreekbuis of communicatiekanaal deze medische ingreep verboden had (zie "Vragen van Lezers" uit De Wachttoren van 1 februari 1968, blz. 94-96: Orgaantransplantaties = kannibalisme). Deze positie werd in 1980 herzien, want in De Wachttoren van 15 juni 1980, blz. 31-32, werd verklaard dat het opnieuw (vóór 1968 was dat namelijk ook al zo) een zaak van het geweten geworden was. Deze ingrijpende wijziging bewees onweerlegbaar dat de broeders in Brooklyn nooit Gods spreekbuis of communicatiekanaal waren, want God zegt natuurlijk niet de ene keer dat orgaantransplantaties kannibalisme is en de andere keer dat dat niet zo. Toch toont de geschiedenis van JG na 1980 aan dat de broeders uit Brooklyn geen afstand gedaan hebben van hun claim dat ze Gods communicatiekanaal zijn. Deze zelfverheffende uitdrukking kom je namelijk ook na 1980 met regelmaat in de WTG-lectuur tegen. Het instandhouden van deze claim heeft grote implicaties, namelijk dat de broeders uit Brooklyn hiermee Jehovah zelf verantwoordelijk maken voor de onnodige en vroegtijdige dood van tientallen broeders en zusters. Zij stierven voor "oud licht" dat van Jehovah afkomstig zou zijn.

Wat Jan het 'beschuldigen van de broeders' noemt, is dus - als je nogmaals kijkt - het opkomen voor Jehovah. En dat blijkt noodzakelijk, want het door de broeders in Brooklyn in stand gehouden godsbeeld is het beeld van een menselijke, wispelturige god die een aantal onnodige doden op zijn geweten heeft. Wat was ook al weer de reden waarom we ons verzetten als onze liefdevolle hemelse Vader wordt voorgesteld als een wrede god die zielen in een vurige hel foltert? Waarom zetten we onze hakken in het zand als we met trinitariërs spreken die Jehovah als een drie-enige god voorstellen? Waarom doen onze rechters/beschuldigers dan zo moeilijk als we de broeders in Brooklyn niet willen erkennen als "Gods communicatiekanaal"? Wat is onze reactie als anderen zeggen dat we moeten stoppen met prediken? Waarom mogen Frances en ik dan niet ge-emotioneerd raken als onze liefdevolle Vader verkeerd voorgesteld wordt?

De vraag is waarom Jan van Bruggen zich wel druk maakt, als de broeders in Brooklyn beschuldigd worden, terwijl hij niet lijkt te reageren als Jehovah impliciet beschuldigd wordt van vroegtijdige en onnodige sterfgevallen. Wat zei Paulus ook al weer in Rom. 3:4? "God worde waarachtig bevonden, ook al wordt ieder mens [dus ook de broeders in Brooklyn] een leugenaar bevonden." Gelet op Jans citaat uit Openbaring 12:10 is de volgende vraag op zijn plaats: Is Satan ooit voor Jehovah opgekomen?

Zijn organisatieverlaters per definitie ook verlaters van Jehovah? Wat laat de kerkhistorie zien? Hadden gelovigen als John Wycliffe, Pierre Valdès en Johannes Hus plotseling hun geloof afgezworen en God verlaten door bepaalde wantoestanden in de kerkelijke hiërarchie van de katholieke kerk aan te kaarten? In de ogen van de RK misschien wel, maar niet in de ogen van objectieve waarnemers. Ook de lectuur van het Genootschap spreekt positief over bovengenoemde personen. En indien organisatieverlaters Jehovah inderdaad niet verlaten hebben, wat blijft er dan nog van de beschuldiging van afvalligheid over? (zie verder hier)

Uit ons gesprek bleek dat ook Ben zich zorgen maakt over broeders en zusters die eventueel mijn weblog lezen, omdat - volgens zijn woorden - mijn weblog hun loyaliteit aan de organisatie kan ondermijnen. Ook aan Ben eigenlijk een soortgelijke vraag: Waarom maak je je drukker over het geschade beeld van de organisatie dan over het geschade beeld van God? Gaat loyaliteit aan God niet boven loyaliteit aan de organisatie?

Hoe is dit wonderlijke gedrag van ouderlingen toch te verklaren? Een ex-ouderling uit Engeland gaf hier het volgende treffende commentaar op:

"A couple years before I stepped down from being an elder, several things began to occur to me that troubled me very much. I began to notice that more and more of my time and mental energy as an elder was taken up by what I would consider bureaucratic or organizational concerns while less and less was available for helping the brothers and sisters. As I went to KM schools and meetings with the circuit and district overseers at assemblies, I began to feel that my role as an elder was a lot more about supporting and defending the organization than it was about helping my brothers and sisters.

At the same time, more of the brothers and sisters seemed to need more help and encouragement. Many that I talked with felt that they were not really part of the congregation, that they were not really doing as much in the preaching work as they felt they should, that they were guilty about it, and felt they were not pleasing to Jehovah because of it. I began to see that as elders and as an organization we were not raising up truly spiritual people, that is, people who knew their Bible and were able to apply Biblical principles to their lives. Instead, it seemed to me that we were developing good organizational people. Many seemed to have a good feel for where they stood in the organization, but not a clear view of where they stood with Jehovah. Many seemed to have a better relationship with the organization than they did with Jehovah."
De oorzaakanalyse van dit drama wordt goed in Jeremia 10:21 verwoord: "Want de herders hebben zich redeloos gedragen, en zij hebben zelfs Jehovah niet gezocht. Daarom hebben zij niet met inzicht gehandeld, en al hun weidende dieren zijn verstrooid."

Verder denk ik aan de waarschuwing uit 1 Kor. 4:5: "Oordeelt daarom niets vóór de bestemde tijd, totdat de Heer komt, die zowel de verborgen dingen der duisternis aan het licht zal brengen als de raadslagen der harten openbaar zal maken, en dan zal een ieder zijn lof van God ontvangen.".

Net als de onderscheidingen van Idi Amin helemaal niets zeggen (hij heeft deze onderscheidingen ongetwijfeld aan zichzelf gegeven), moeten ook wij - of we nu in Woudenberg, Maarn, Scherpenzeel of Brooklyn wonen - "niet beleidvol in onze eigen ogen worden" (Rom. 12:16), en zonder definitief te oordelen wachten "totdat de Heer komt." Het is mijn innige wens en gebed dat uiteindelijk "een ieder van ons zijn lof van God zal ontvangen."

Onze bijdrage aan de christelijke eenheid

Toen Paulus van de huisgenoten van Cloë hoorde dat de eenheid van de christelijke gemeente in Corinthe gevaar liep, noemde hij een aantal dingen die vermeden moet worden om de eenheid in Christus te bewaren. Hij schreef onder meer: "Is Christus dan in stukken verdeeld? Ben ik soms voor u aan het kruis gestorven of bent u in mijn naam gedoopt? Ik ben dankbaar dat ik niemand van u gedoopt heb, behalve Crispus en Gajus. Nu kan dus niemand zeggen dat hij in mijn naam gedoopt is en bij mij hoort" (1 Corinthiërs 1:13-15, Het Boek).

Het is opmerkelijk hoe Paulus hierboven zijn eigen rol en positie relativeerde. Hij besefte ongetwijfeld dat door zijn grote ijver als prediker van Christus sommigen in Corinthe hem een te belangrijke positie toegekend hadden. Deze gelovigen zeiden zelf: "Ik hoor bij Paulus" (1 Cor. 1:12). Paulus zette ze weer met beide benen op de grond door te zeggen dat hij niet degene was die aan de martelpaal gestorven was, en dat 'niemand kon zeggen dat hij in Paulus' naam gedoopt was'.

Deze woorden van Paulus doen Frances en mij terugdenken aan de dagen waarop wij gedoopt werden. Frances is gedoopt op 28 april 1974, en ik op 11 juni 1972. Frances en ik hebben toen "ja" gezegd op de volgende twee vragen:

1) Heeft u voor het aangezicht van Jehovah erkend dat u een zondaar bent die redding behoeft, en heeft u voor hem erkend dat deze redding van hem, de Vader, uitgaat en door bemiddeling van zijn Zoon Jezus Christus tot u komt?

2) Heeft u zich op grond van dit geloof in God en in zijn voorziening voor redding zonder enig voorbehoud aan hem opgedragen, om voortaan zijn wil te doen, zoals hij u deze door bemiddeling van Christus Jezus en onder de verlichting van de heilige geest door de bijbel openbaart?
In onze dooplezingen werd ook het volgende gezegd:

"Jullie symboliseren niet jullie opdracht aan een werk, of jullie opdracht aan een organisatie, maar jullie opdracht aan een persoon - Jehovah God" (zie ook De Wachttoren van 1 december 1966, pagina 732).
Frances en ik staan nog 100% achter bovenstaande geloften die we aan Jehovah gedaan hebben. Er is niets aan onze trouw aan Jehovah en Christus veranderd.

Wat er sindsdien wel veranderd is, zijn de doopvragen. Sinds 1985 heeft namelijk het Besturende Lichaam van JG de organisatie in de plechtige doopgeloften opgenomen. De doopvragen luiden sinds 1985 als volgt (let vooral op de tweede vraag):

1) Heb je op grond van het slachtoffer van Jezus Christus berouw van je zonden en heb je je aan Jehovah opgedragen om zijn wil te doen?

2) Begrijp je dat je opdracht en doop je identificeren als een van Jehovah's Getuigen, verbonden met Gods door de geest geleide organisatie?"
Als Paulus uiting gaf aan zijn opluchting dat de Corinthische christenen niet "in de naam van Paulus gedoopt" waren, waarom heeft het Besturende Lichaam dan bij de huidige doopgeloften - in feite een zeer persoonlijke zaak tussen de doopkandidaat en Jehovah - wel een plaats ingeruimd voor haarzelf? Waarom moeten gelovigen nu in het openbaar verklaren dat ze bij de JG-organisatie horen? Waarom relativeerde Paulus ook al weer zijn eigen rol en positie? Omdat hij goed besefte dat de gelovigen in Christus, en niet in (een bepaalde groep) mensen verenigd moeten zijn. Daarom stelde Paulus de retorische vraag: "Ben ik soms voor u aan het kruis gestorven?" (1 Cor. 1:13, Het Boek) Als Paulus op nederige wijze zijn rol en positie relativeerde, waarom doen de broeders in Brooklyn dat dan niet? De broeders in Brooklyn zijn toch voor ons niet aan de paal gehangen? Trouwens, in de eerste eeuw en vóór 1985 zijn duizenden broeders en zusters gedoopt, zonder zo'n gelofte aan een organisatie of (groep van) personen te doen.

Paulus bijdrage aan de christelijke eenheid was dus de volgende: Hij minimaliseerde zijn eigen rol en positie, zodat de broeders en zusters in Christus verenigd zouden zijn. Door zijn nederige en bescheiden houding en voorbeeld kon hij oprecht het volgende aan de Corintische gelovigen schrijven: "Nu vermaan ik U, broeders, door de naam van onze Heer Jezus Christus, dat GIJ allen in overeenstemming met elkaar spreekt en dat er geen verdeeldheid onder U is, maar dat GIJ nauw verenigd zijt in dezelfde geest en in dezelfde gedachtegang" (1 Cor. 1:10, NWV).

Uit Markus 9:37-41 blijkt verder dat de eenheid in Christus niet slechts beperkt is tot een bepaalde groep gelovigen. De eenheid in Christus overstijgt ons kleinzielige groepsdenken. Jezus woorden zijn in The Message (een Engelse vertaling) heel treffend weergegeven:

"John spoke up, "Teacher, we saw a man using your name to expel demons and we stopped him because he wasn't in our group." Jesus wasn't pleased. "Don't stop him. No one can use my name to do something good and powerful, and in the next breath cut me down. If he's not an enemy, he's an ally. Why, anyone by just giving you a cup of water in my name is on our side. Count on it that God will notice."
Johannes zei dus: "We lieten hem ermee stoppen omdat hij niet tot onze groep hoorde." Maar "Jezus was daar niet blij mee." In tegenstelling tot de apostel Johannes, had Jezus dus geen hokjesgeest.

Wanneer we deze prachtige voorbeelden van Jezus en Paulus verinnerlijkt hebben, dan zullen we beslist bijdragen aan onze eenheid in Christus.

Is Eenheid Belangrijker Dan Zuiverheid En Waarheid?

De volgende principes zijn de afgelopen jaren een grote steun voor me geweest:

Alles (waar de gedachte dan ook vandaan komt en van wie die dan ook afkomstig is) wat mijn verhouding met Jehovah zou kunnen versterken verwelkom ik.
Alles (waar de gedachte dan ook vandaan komt en van wie die dan ook afkomstig is) wat mijn verhouding met Jehovah zou kunnen verzwakken of beschadigen verwerp ik.

Liefde voor mijn Hemelse Vader Jehovah God, het eerste gebod, komt altijd vóór liefde voor mensen, het tweede gebod. Volgens mijn geweten mag eenheid nooit ten koste gaan van waarheid. Als waarheid, onder groepsdruk, opgeofferd moet worden aan eenheid zijn we eigenlijk mensen aan het navolgen. En dat gaat ten koste van ons zuivere geweten tegenover God. De bijbel staat vol met voorbeelden van mensen die een groot geloof toonden door juist tégen de massa, of de groep, in hun Schepper te gehoorzamen en zij gaven ons het voorbeeld hoe wij ons zuivere geweten kunnen bewaren. De eenheid die moet worden nagestreefd lijkt mij vooral een één-zijn met wat Jehovah God en Jezus Christus voorstonden. Christenen zijn één in de zin dat zij overeenkomst vertonen in hun geloof en liefde voor God, onze Hemelse Vader en Christus en zijn loskoopoffer. Er wordt door de 'eenheid-boven-alles'-aanhangers vaak gezegd:
De organisatie/kerk/gemeente zorgt voor eenheid in geloof zoals Paulus in Efeziërs 4 vers 3-5 en 13 schrijft.
Ook al spreekt Jezus over het 'ontdekken van de balk in onze eigen oog' en dus in feite zegt dat zelfkritiek een goede zaak is, leert de praktijk binnen de organisatie van Jehovah's Getuigen dat kritiek op haarzelf - ook al is hij Bijbels gezien terecht - als een bedreiging van hun 'eenheid in geloof' moet worden beschouwd. Het blijkt dat de leiding van JG vindt dat kritiek tegen elke prijs vermeden moet worden en als het onverhoopt toch de broeders en zusters 'bereikt' dan moet de kritiek direct in de kiem gesmoord worden. Critici die zich ook nog 'broeder' of 'zuster' durven noemen, zijn bij voorbaat al verdacht.

Bij kritiek schiet bijna elke JG (en vooral de vertegenwoordigers van de organisatie) in een verdedigende kramp. Er is een intolerante houding ten aanzien van kritische geluiden, en dat heeft een ander fenomeen in de hand gewerkt, n.l. dat er vele onbeantwoorde vragen en twijfels bij onze broeders en zusters blijven hangen. Vragen en twijfels waar ze met anderen niet openlijk over durven te spreken. Deze onbeantwoorde vragen - die opgewekt kunnen worden door de vrije informatie die op Internet te vinden is - kunnen de eenheid in geloof, die hen zo vertrouwd is, op losse schroeven zetten. Dat wil de JG leiding ten allen tijde voorkomen en zaait angst voor het Wereld Wijde Web alsof het de Duivel zelf zou vertegenwoordigen. Daarin verschillen ze geen haar van bepaalde kerkleiders die vroeger hun kerkgangers verboden naar de TV te kijken alsof het de spreekbuis van Satan zelf zou zijn.
Alles wordt uit de kast gehaald om het eenzijdige beeld dat de broeders en zusters van hun organisatie hebben intact te houden. Er staat teveel op het spel.
En al weten veel JG dat de werkelijkheid anders is, spelen ze gezamenlijk het spel mee. Weinig durven hardop te zeggen wat ze werkelijk denken om het beeld in stand te houden.

Dit gezamenlijk in stand houden van het beeld van 'eenheid', waarvan velen diep in hun hart weten dat het geen echte eenheid is, wordt ook wel het-nieuwe-kleren-van-de-keizer-syndroom (<-- klikbaar) genoemd.
De diepgewortelde angst in de harten van gemeenteleden om over gerezen twijfels openhartig te spreken is in mijn ogen de grootste bedreiging voor hun zo geroemde 'eenheid in geloof'.

Moeten we gelet op bovenstaande niet de conclusie trekken dat deze 'eenheid' in feite niet meer is dan conformiteit met de leringen van het Genootschap die onder dreiging van uitsluiting afgedwongen wordt?

Liefde voor Jehovah God, het eerste gebod, komt altijd vóór liefde voor mensen, het tweede gebod. Ik zal beter uitleggen wat ik daarmee bedoel, zodat er geen misverstand over bestaat. Wat ik wil zeggen met 'Liefde voor Jehovah God op de eerste plaats' is dat Jehovah God exclusief aanbeden wil worden.
In religies worden vaak genoeg mensen of zelfs dieren op de eerste plaats gezet. Ieder is vrij om te doen, denken en aanbidden wat hij wil. Dat is een feit.
Jehovah's Getuigen daarentegen noemen zichzelf christenen en zeggen hun Schepper Jehovah God op de eerste plaats te stellen. Dan is het niet meer dan redelijk, vanuit hun eigen redenatie zelfs, te verwachten dat ze daden bij hun woorden voegen. Als wij mensen op de eerste plaats stellen, zouden we Jehovah God van de eerste plaats in ons leven verstoten. Het wordt niet voor niets het eerste gebod genoemd. In het verlengde van dat eerste gebod ligt het tweede, want liefde voor jezelf en je medemens ligt in die eerste besloten.

(Mattheüs 22:37-39) 37 Hij zei tot hem: „’Gij moet Jehovah, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand.’ 38 Dit is het grootste en eerste gebod. 39 Het tweede, hieraan gelijk, is dit: ’Gij moet uw naaste liefhebben als uzelf.’

Het eerste gebod gehoorzamen is ondenkbaar zonder het tweede gebod toe te passen.
Het tweede gebod ligt in het verlengde van de eerste.

1 Joh. 4:7-11, 19-21: "Geliefden, laten wij elkaar blijven liefhebben, want de liefde komt van God, en een ieder die liefheeft, is uit God geboren en verwerft de kennis van God. 8 Wie niet liefheeft, heeft God niet leren kennen, want God is liefde. 9 Hierdoor werd de liefde Gods in ons geval openbaar gemaakt, dat God zijn eniggeboren Zoon naar de wereld heeft uitgezonden, opdat wij door bemiddeling van hem leven zouden verwerven. 10 De liefde bestaat in dit opzicht niet hierin dat wij God hebben liefgehad, maar dat hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon heeft uitgezonden als zoenoffer voor onze zonden. 11 Geliefden, als God ons heeft liefgehad, zijn ook wij verplicht elkaar lief te hebben. 12 Nooit heeft iemand God aanschouwd. Indien wij elkaar blijven liefhebben, blijft God in ons en wordt zijn liefde in ons tot volmaaktheid gebracht. ..... 19 Wat ons betreft, wij hebben lief omdat hij ons eerst heeft liefgehad. 20 Indien iemand de bewering uit: „Ik heb God lief” en toch zijn broeder haat, is hij een leugenaar. Want wie zijn broeder, die hij heeft gezien, niet liefheeft, kan God, die hij niet heeft gezien, niet liefhebben. 21 En dit gebod hebben wij van hem, dat degene die God liefheeft, ook zijn broeder moet liefhebben.

Jehovah God verdient naar mijn idee gewoon de plaats die Hem toekomt: De Eerste en dat kunnen we, moeten we zelfs, proberen toe te passen zónder onze medemensen te kort te doen. Het eerste gebod gehoorzamen is geen excuus om weerloze weduwen en wezen om de oren te slaan.
Er wordt door JG vaak tegengeworpen: Moeten we dan niet één zijn in leerstellingen om een eenheid te bewaren? Jehovah God is toch geen God van wanorde?

Als het waar is dat we eenheid in leerstellingen nodig hebben, dan volgen er logischerwijs vragen: Wélke en wiens leerstellingen? En is groei in kennis (kennis over wat?) het belangrijkste doel waar we naar streven? Hoe kan je weten wat waarheid precies is en wie bepaalt wat waar is? Wie claimt zuiver begrip?

Jehovah God is inderdaad de God van waarheid. En er is één Middelaar tussen God en mensen: Christus Jezus. Dit zijn waarheden die rechtstreeks uit Jehovah’s Woord komen en deze waarheden versterken je band met onze Schepper Jehovah.

Kennis, eenheid, wat dan ook, moet leiden, via Christus, naar Jehovah God, niet naar onderwerping aan en/of afhankelijkheid van mensen.
Alle zuivere en ondubbelzinnige waarheden zijn gewoon te lezen, voor een ieder die lezen kan, in Jehovah’s Woord. Helder en duidelijk. De lectuur voegt daar niets aan toe. Geen nieuwe feiten of waarheden, slechts interpretaties.
Vragen die je ook kunt stellen: Waarheen leiden de interpretaties? Naar onderwerping aan Jehovah God of een sterkere band met Hem? Of leidt het naar onderwerping aan mensen? Wie eren ze met hun kennis? Niet alleen in theorie, maar ook in praktijk? Kijk naar de gevolgen als je volgens hun interpretaties van de bijbel probeert te leven.

Nu het volgende: Als er onduidelijkheden zouden ontstaan over hoe wij een bepaalde tekst of uitspraak moeten begrijpen, wie bepaalt dan hoe het begrepen moet worden? Vroeger claimden de Farizeeërs het meest zuivere begrip te hebben, de enige echte Waarheid. Vele geestelijke leiders beweerden hetzelfde. Er was voortdurend strijd over wie de waarheid had.

Elke groep geestelijke leiders beweerden dat De Wet alleen voor hén een ‘open boek’ was en zij zouden het ‘domme’ volk wel even uitleggen hoe de Wet begrepen moest worden. Tot zo ver geen probleem. Zij waren vrij hun mening te vormen en te uiten. Máár zodra zij beweerden, vanwege hun kennis over de Wet, méér of beter te zijn dan het gewone volk, en het volk zodoende ondergeschikt maakten aan hénzelf, hielden ze op hun band met Jehovah God te versterken. Hun arrogantie werd zelfdienend en het draaide niet meer om het versterken van iemands band met Jehovah, maar het draaide om henzelf en hún behoeften aan macht. Zij zagen zichzelf als de hoeders van waarheid en kennis en het ‘gewone’ volk als degenen die mee mochten eten van dit 'sublieme' geestelijke inzicht. En als de joden het niet eens waren met de Farizeeërs of Schriftgeleerden, werden ze gewoon uit de synagoge gegooid. Mee eens zijn óf uit de eenheid worden gegooid, met alle sociale en emotionele gevolgen van dien. Geloven in de Mozaïsche Wet was niet voldoende. Je moest het eens zijn met hún interpretatie van de Wet. Die geestelijke leiders hadden de erkenning en de bevestiging van hun ‘onderdanen’ nodig om zich méér dan hen te voelen. Het volk vervulde hun behoefte aan bevestiging en kregen dan als dank een goedkeurende aai over de bol met de verzekering dat ze nu Gods goedkeuring zouden krijgen. Een andere weg was niet mogelijk.

Jezus heeft het een en ander rechtgezet over die verkeerde denkwijze, toen hij die geestelijke leiders toesprak in o.a. Matth. 23.

Om te illustreren wat er gebeurt als men de namen 'Christus' en 'Jehovah God' inwisselt voor de begrippen 'De Slaafklasse' en 'Besturend Lichaam' en hoe dit gebruikt wordt om hun onderlinge 'eenheid' in denken af te schermen, even het volgende:

Bepaalde br. en zr., waaronder JG-familieleden, verwijten mij dat ik niet langer in de leer van Christus ben en als gevolg daarvan niet langer welkom ben in hun huis. En één keer raden waar ze deze veroordeling op baseerden.
(2 Johannes 6-11) 6 En dit betekent de liefde, dat wij volgens zijn geboden blijven wandelen. Dit is het gebod, zoals gijlieden van [het] begin af hebt gehoord, dat GIJ daarin moet blijven wandelen. 7 Want er zijn vele bedriegers tot de wereld uitgegaan, personen die de komst van Jezus Christus in het vlees niet belijden. Dit is de bedrieger en de antichrist. 8 Let op UZELF, opdat GIJ de dingen die door ons werk tot stand zijn gebracht, niet verliest, maar een volledige beloning moogt verkrijgen. 9 Een ieder die vooruitdringt en niet blijft in de leer van de Christus, heeft God niet. Wie in die leer blijft, hij heeft zowel de Vader als de Zoon. 10 Als iemand tot U komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem nimmer in UW huis en richt ook geen groet tot hem. 11 Want wie een groet tot hem richt, heeft deel aan zijn goddeloze werken.

Met de uitspraak dat ik 'niet langer in de leer van Christus' zou leven, bedoelden ze niet dat ik niet langer in Jehovah God zou geloven, of in Jezus Christus als Loskoper of niet langer in Gods Woord zou geloven. Nee, ik leef niet langer ‘in de leer van Christus’ in de zin dat ik niet langer de leer van de organisatie wil volgen, op basis van mijn geweten. Ik ben niet langer één met hen in hun onderwerping aan de Slaafklasse. Deze tekst in 2 Johannes werd ge(mis)bruikt om hun extreme gedrag een christelijk tintje te geven .

Zij parafraseerden notabene een paragraaf uit een WT artikel. Deze interpretatie werd verspreid via de lectuur over heel de wereld en door velen gedachteloos geaccepteerd op grond van de gedachte dat we één moeten zijn in leer. Ze schermen met het woord 'eenheid' om mensen te onderwerpen aan hun eigen interpretaties.
De leer van Christus staat voor hen gelijk aan de leer van de Slaafklasse.

Eenheid onder broeders en zusters. Eenheid in de leer van de Slaafklasse. Waar is men dan één mee? Zijn dit interpretaties die naar Christus leiden? Wij mensen schijnen er moeite mee te hebben te begrijpen dat Jezus Christus, als het Hoofd van Zijn Gemeente, zélf de leiding heeft. Die leiding geeft hij niet af. Hij blijft het Hoofd van zijn geestelijke gemeente. Hij geeft geest aan wie hij wil.

Jezus zei: (Mattheüs 24:15)” . . . de lezer gebruike onderscheidingsvermogen . . “. Hij zei niet: “De slaaf gebruike onderscheidingsvermogen en mag zijn onderscheidingsvermogen aan anderen opleggen.”
Het is aan een ieder om zelf de verantwoordelijkheid te dragen voor het groeien in onderscheidingsvermogen.
(Hebreeën 5:14) 14 Vast voedsel behoort echter bij rijpe mensen, bij hen die door gebruik hun waarnemingsvermogen hebben geoefend om zowel goed als kwaad te onderscheiden.
Als wij deze verantwoordelijkheid uit handen geven heeft dat gevolgen. Dan worden we slaven van mensen.
O ja, men bewéért wel dat Jezus het Hoofd is van hun organisatie, maar in de praktijk worden Jezus woorden regelmatig ondergeschikt gemaakt aan die van henzelf. Ze ontkrachten regelmatig Jezus’ waarheden, door ze te vervangen door hun eigen interpretaties. Krachtige geestelijke uitspraken veranderen ze in vleselijke denkbeelden.

In de praktijk wordt de boodschap afgegeven: ‘Blijf denken zoals wij denken. Interpreteer zoals wij de bijbel interpreteren, anders loopt het slecht met jullie af. Jullie kunnen niet zonder ons. Jullie als volk hebben ons nodig om te weten wat waarheid is.’
Het is algemeen bekend dat als men bepaalde denkbeelden maar vaak genoeg herhaald, ook al zijn ze onlogisch of onjuist, en mensen kan isoleren van de 'buitenwereld' en andere denkwijzen, je beeld van de werkelijkheid vertroebeld kan worden. Onlogische gedachten lijken 'logisch'. Dit werkt vooral goed met mensen die niet buiten de box durven te denken.

Als Jezus zegt: “Een ieder die in mij gelooft, zal eeuwig leven.”, dan wordt deze uitspraak in de lectuur subtiel verzwakt, met de onderliggende boodschap: ‘Jezus bedoelde eigenlijk: “Een ieder die in de leerstellingen van de Slaafklasse gelooft, zal eeuwig leven.” Ze maken er wat anders van en voegen hun interpretatie toe aan de oorspronkelijke tekst. Dat mogen ze wel doen en het hoeft op zich geen probleem te zijn, want ook zij mogen zich vrij uiten, maar het wórdt wel een probleem als zij er anderen mee gaan manipuleren en er sprake is van geestelijk misbruik.
Het lijkt er sterk op dat de JG leiding bang is dat ze niet langer erkend zullen worden door hun organisatieleden als geestelijke leiders door God en Christus aangesteld.
Daarom mag het droombeeld van eenheid niet worden verstoord. Dat moet met alle denkbare middelen voorkomen worden.
De bekendste excuses, die men gebruikt om dit vleselijke gedrag te vergoelijken, zijn:
‘De eenheid moet toch bewaard worden?
Het geestelijke paradijs moet toch in tact blijven?
Wij hebben toch goede bedoelingen?
De broeders en zusters mogen toch niet van streek raken?

De droom moet intact blijven. Daarom is het voor hen van het grootste belang zich af te sluiten voor alles wat anders klinkt dan wat er door de ‘Slaafklasse’ wordt onderwezen als ‘waarheid’.’
Het enge is dat zij echt ervan overtuigd zijn dat ze het juiste doen en dat ze denken dat het voor het bestwil van de br. en zr. is. Zij geloven zélf in het verhaal dat zij de enige weg tot kennis en waarheid zijn.
De vraag blijft: Leidt het naar onderwerping aan Jehovah God en Christus of naar henzelf?

Wat voor soort van eenheid willen we? Willen we een eenheid zoals Christus voorstond of zoals menselijke organisaties denkbeelden voorstaan?
Jehovah God dwingt niets af. Hij biedt gewoon Zijn Liefde aan en een weg tot redding, via Zijn Zoon.
Echte Liefde bouwt op. Liefde zoals Jezus onderwees (zie de eerste twee geboden). De organisatie probeert, zodra men niet meer in hun pas wil lopen, gehoorzaamheid af te dwingen door met uitsluiting te dreigen en regeert door in te spelen op onze zwakheden, onze behoefte aan erkenning en saamhorigheid, schuldgevoelens, angsten en plichtsbesef.
Echte Liefde heeft zulke dwangmiddelen niet nodig.
Hoe meer dwangmiddelen (inclusief die niet openlijk besproken worden) er nodig zijn om mensen dezelfde kant op te laten gaan, des te zwakker de stelling zelf.

Redding is niet mogelijk via een door mensen ingestelde organisatie, WAT ZE OOK BEWEREN TE KUNNEN LEVEREN OP BASIS VAN HUN ‘EENHEID’. Zij zijn niet middelaren tussen Jehovah God en de mens. Er is één Middelaar en dat is Jezus Christus. In Jezus Christus is redding. Niet in de onvolmaakte mens.

(Psalm 146:3) 3 Stelt UW vertrouwen niet op edelen, Noch op de zoon van de aardse mens, aan wie geen redding toebehoort . . .

Onderwerping aan menselijke autoriteiten, zoals o.a. ouderlingen, kringopzieners, BL, etc., hoort altijd relatief te zijn, nooit absoluut. De lectuur past deze relatieve onderwerping verbazingwekkend genoeg wél toe op politieke autoriteiten of andere menselijke leiders, op familieleden, op werkgevers, etc., maar niet op zichzelf.
In de praktijk eist men onvoorwaardelijke onderwerping, alsof zij dezelfde autoriteit bezitten als Jehovah God zelf en Jezus Christus zelf. (Denk b.v. aan de congresthema’s van de afgelopen jaren en hoe ze werden geïnterpreteerd in de lezingen. Aan het eind van de rit komt volgens hun redenatie 'gehoorzaamheid aan God' neer op het moeten gehoorzamen aan hen, de Slaaf. Het thema van het congres: 'Volg Christus' komt in de praktijk neer op het volgen van de Slaaf. Klinkt er dan geen enkel waarschuwend belletje?)

Als ik merk dat mensen, wie dan ook, proberen mij ondergeschikt te maken aan regels of wetten die in tegenstrijd zijn met die van Jehovah en Jezus' onderwijzingen, dan neem ik de door God geschonken vrijheid om hen niet te gehoorzamen.
Val ik dan buiten de boot van het groepsdenken? Verstoor ik dan de eenheid? Eenheid met wie?

Gal.1:6-10: “Het verwondert mij dat GIJ U zo vlug laat afbrengen van Degene die U met Christus’ onverdiende goedheid heeft geroepen en U tot een ander soort van goed nieuws keert. 7 Maar het is geen ander; alleen zijn er zekere mensen die onrust onder U stoken en het goede nieuws over de Christus willen verdraaien. 8 Maar ook al zouden wij of een engel uit de hemel U iets als goed nieuws bekendmaken buiten hetgeen wij U als goed nieuws hebben bekendgemaakt, hij zij vervloekt. 9 Zoals wij in het bovenstaande hebben gezegd, zeg ik ook nu weer: Wie het ook is die U iets als goed nieuws bekendmaakt buiten hetgeen GIJ hebt aanvaard, hij zij vervloekt. 10 Tracht ik nu eigenlijk mensen te overreden of God? Of zoek ik mensen te behagen? Indien ik nog mensen behaagde, zou ik geen slaaf van Christus zijn.

Paulus wilde niet dat zijn brieven naar hemzelf leidde, maar naar Christus. En dat soort kennis heeft nog steeds een versterkende uitwerking op onze band met Jehovah God en Jezus. Zoals ik het begrijp is een slaaf van Christus één met hem en één met zijn gedachtegoed. Waar Christus is, daar is vrijheid.

Waar ‘m vaak de schoen wringt is de angst deze gedachte te accepteren, omdat de gevolgen van die acceptatie onoverkomelijk lijken. Het niet kunnen overzien van de verstrekkende gevolgen is vaak de reden waarom mensen niet durven kiezen voor het volgen van hun eigen geweten en hart.
Dan blijkt alleen al het dreigement uitgesloten te worden een machtig chantagemiddel te zijn om Jehovah’s Getuigen in de pas te laten lopen en zodoende die zwaarbewaakte ‘eenheid’ te bewaren.

De afgelopen jaren hebben we geregeld gehoord, ook van een Districtsopziener : “Denk hoe je wilt, ook al is het tegen de interpretaties van het WTG in, maar praat er niet over. Zodra je erover gaat praten, zijn wij genoodzaakt je uit te sluiten.“

M.a.w.: Verberg je ware gedachten en gevoelens ter wille van de ‘eenheid’.
Dit soort doofpot mentaliteit werkt zonder enige twijfel het leiden van een dubbelleven in de hand. Allemaal ter wille van de ogenschijnlijke ‘vrede’ en de ‘eenheid’. Laat vooral niemand er achter komen dat het ‘geestelijke paradijs’ alleen maar een droombeeld is.

Hoe vaak komt het in de gedachten van door angst gemanipuleerde individuen op om te vertrouwen op Jehovah God’s vermogen om ze te sterken en te steunen in plaats van te vertrouwen op mensen?
Hoe vaak bedenken ze vol geloof dat erkenning van Jehovah God vele malen waardevoller is dan die van mensen?
Juist op zulke momenten van ons leven komt het aan op geloof en vertrouwen in Hem.

De arrogante houding dat Jehovah’s Getuigen betere christenen zouden zijn dan andere christenen is vooral zelfdienend. Dat er lieve en aardige broeders en zusters zijn is geen bewijs van superioriteit over andere lieve en aardige mensen. Superieur voelen als christen is een belediging aan het adres van onze Herder, Christus, zelf. Gedroeg hij zich superieur, passief of anderszins?
Als we nu eens onze ogen, oren en hart durven open te doen dan zien we hoeveel individuen er zijn die zuivere christelijke liefde tonen, vanuit een sterk geloof in God en in Jezus. Niemand van ons is een haar beter of slechter dan andere mensen.

Een aantal jaren geleden, toen ik nog volop in de WTG-routine zat, zagen we een KRO programma over mensen die hun leven gewijd hadden aan anderen. Het ging over een echtpaar die huis en haard in NL had verlaten om naar Zuid-Amerika te emigreren. Zij hadden daar een opvanghuis opgezet voor straatkinderen. We waren enorm onder de indruk van de oprechte en belangeloze liefde. Ze werden er geen spat rijker op, eerder armer. Maar geestelijk gesproken waren het rijke mensen. Mensen met een zuiver hart. Het was echt aanmoedigend en na de uitzending hield het me danig bezig. Wat ik mij telkens weer afvroeg, als JG-identiteit: "Hoe kan een katholiek mij zo aanmoedigen? Waarom voel ik dat ook deze mensen Gods geest bezitten? Hoe kan het nou dat mensen zo'n sterk geloof kunnen ontwikkelen zonder onze organisatie?? " Ik suste mezelf met de gedachte dat zo iemand wel in de 'waarheid' zou komen, want Jehovah God leest toch harten?
Nu schaam ik me dood voor die arrogante aannames. Hoe had ik ooit zo kunnen denken? Maar, gezien de omgeving waarin ik was opgegroeid, was mijn verwarring niet zo vreemd. Ik was van kleins af aan opgevoed met dit soort denkbeelden, waar JGetuigen werden geprezen als de 'crème de la crème' van alle christenen. ‘Kijk naar ons, want wij zijn het voorbeeld van liefde en eenheid. Voorbeeld-christenen die tenminste prediken’.
Zijn andere christelijke individuen niet in staat om ware christelijke liefde te tonen? De rest van de hele wereld doet dus maar wat? Volgens JGetuigen is de liefde die anderen tonen, als het erop aan komt, minder christelijk, omdat ze in andere leerstellingen geloven dat die van JGetuigen. Ze hebben 'de waarheid' nog niet, zoals ze zeggen. Als ze wél goede mensen zijn dan zullen ze vroeg of laat wel 'in de waarheid' komen door de prediking. De arrogantie van dat soort denkbeelden is, zoals de Engelsen zeggen, 'staggering', verbluffend.
En áls we ’t als mens toevallig eens goed doen, so what? Dat hoort toch gewoon zo?

(Lukas 17:7-10) 7 Wie van U die een slaaf heeft die ploegt of op de kudde past, zal wanneer deze van het veld binnenkomt, tot hem zeggen: ’Kom terstond hier aan tafel aanliggen’? 8 Zal hij niet eerder tot hem zeggen: ’Maak iets klaar voor mijn avondmaaltijd, en doe een schort voor en bedien mij totdat ik klaar ben met eten en drinken, en daarna kunt gij eten en drinken’? 9 Hij zal de slaaf toch niet dankbaar zijn omdat hij de hem opgedragen dingen gedaan heeft? 10 Zo moet ook GIJ, wanneer GIJ alles hebt gedaan wat U is opgedragen, zeggen: ’Wij zijn onnutte slaven. Wij hebben gedaan wat wij moesten doen.’”

Men heeft binnen de groep constant behoefte aan bevestiging van mensen. Een behoefte die zich vooral voordoet bij mensen die zelf een laag gevoel van eigenwaarde hebben. Die leegte die men voelt van binnen wil men opvullen met erkenning van mensen. Dat is een niet te dempen put. Doodmoe word je er van. Geen echte vreugde meer, maar plichtmatige, lege handelingen, met een constante druk om nóg meer te presteren. En áls ze zich ontmoedigd voelen vanwege die constante druk, krijgen ze te horen dat het komt door henzelf. Hun ontmoediging, zegt men, komt dan voort uit hun eigen gebrek aan geloof , want aan de Slaafklasse kan het volgens hen nooit liggen.
De uitdrukking “Wij hebben de waarheid”, heeft een krachtig psychologisch effect.
Het geeft een gevoel van superioriteit te denken dat je ‘in de waarheid’ bent, maar die aanname maakt het nog niet waar.
Jezus maakte duidelijk dat wat waarheid was. Niet meer en niet minder:

(Johannes 17:17-24) “17 Heilig hen door middel van de waarheid; uw woord is waarheid. 18 Zoals gij mij in de wereld hebt uitgezonden, heb ook ik hen in de wereld uitgezonden. 19 En ik heilig mij ten behoeve van hen, opdat ook zij door middel van [de] waarheid geheiligd mogen zijn. 20 Niet alleen betreffende dezen doe ik een verzoek, maar ook betreffende hen die door hun woord geloof in mij stellen, 21 opdat zij allen één mogen zijn, evenals gij, Vader, in eendracht met mij zijt en ik in eendracht met u ben, dat ook zij in eendracht met ons mogen zijn, opdat de wereld moge geloven dat gij mij hebt uitgezonden. 22 Ook heb ik hun de heerlijkheid gegeven die gij mij hebt gegeven, opdat zij één mogen zijn evenals wij één zijn. 23 Ik in eendracht met hen en gij in eendracht met mij, dat zij volkomen één worden gemaakt, opdat de wereld moge weten dat gij mij hebt uitgezonden en dat gij hen hebt liefgehad evenals gij mij hebt liefgehad. “


Eenheid met Jehovah God en Christus is voor mij belangrijker dan eenheid met mensen, omdat conformeren met mensen vaak inhoudt dat we compromissen moeten sluiten met ons zuivere geweten tegenover God en onszelf. De afgelopen jaren hebben we verschillende variaties gehoord van de volgende denkwijze: 'Denk net zoals de organisatie. Als je dat niet doet moet je worden uitgesloten en dan mogen we elkaar niet meer zien. Wil je dat? Luister alsjeblieft of doe in ieder geval net alsof. Als je dat niet doet, wil dat zeggen dat je niet van ons houdt."
Dit soort van emotionele chantage, verpakt als zorg, stoelt niet op liefde. Het is een uiting van onzekerheid en angst.
Waar angst heerst is geen liefde. Degenen die ons liefhebben en respecteren zullen nooit van ons verlangen dat we tegen ons geweten in handelen.

Het is juist een uiting van liefde als we, ondanks verschil in zienswijze, elkaar blijven liefhebben, respecteren en vrij laten.
Zijn wij bereid om alleen te vertrouwen op Jehovah God’s vermogen ons te sterken en steunen? Geloven we zo sterk in Zijn liefde en zorg dat we bereid zijn alle andere vermeende zekerheden, zoals kracht putten uit goedkeuring van mensen, waaronder b.v. onze eigen groepsleden, los te laten en 't in Zijn Hand te laten?

Onder zulke omstandigheden komt naar boven waar ons geloof in God op gefundeerd is.

Eenheid in Christus? Ja.
Eenheid ten koste van waarheid en zuiverheid? Nee, dat is mijns inziens geen eenheid maar conformiteit en vereist onderwerping aan mensen.
Eenheid in Christus kan nooit ten koste gaan van zuiverheid en waarheid zoals Christus onderwees.

Waar is deze beschuldiging op gebaseerd?

Omdat uit de artikelen op deze weblog gemakkelijk vastgesteld kan worden dat Frances en ik ons geloof in Jehovah en Jezus beslist niet afgezworen hebben, moeten onze beschuldigers hun toevlucht nemen tot nogal dubieuze retoriek. De beschuldiging van afvalligheid die Jan van Bruggen, Ben Vergouw en Jakob Vos tegen Frances en mij inbrengen, is - na zorgvuldige analyse - gebaseerd op gerecyclede aannames/claims uit de JG-lectuur. Organisatieverlaters worden in deze lectuur per definitie ge(dis)kwalificeerd als verlaters van Jehovah en Jezus. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een vergelijking van onderstaande woorden van Jezus met de toepassing die hiervan in De Wachttoren gegeven wordt.

Nadat een aantal discipelen zich van Jezus afgekeerd had, zei Jezus tot zijn twaalf apostelen: "Wilt ook GIJ niet heengaan?" Simon Petrus antwoordde hem: "Heer, tot wie zullen wij heengaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven; en wij hebben geloofd en zijn te weten gekomen dat gij de Heilige Gods zijt" (Johannes 6:66-69).

Het is duidelijk dat Petrus hier vroeg: "Tot wie zullen wij heengaan?" Dat is toch heel wat anders dan de vraag: "Waarheen zullen wij gaan?" Het is ondubbelzinnig dat Petrus hier bedoelde dat "gij [=Jezus Christus] woorden van eeuwig leven hebt".

Toch wordt op de illustratie op pagina 18 van De Wachttoren van 15 maart 1988 een heel andere toepassing van deze woorden gegeven.

Het is duidelijk dat De Wachttoren loyaliteit aan de organisatie gelijkstelt met loyaliteit aan Jezus Christus.

Om zulke absurde claims overeind te houden wordt in De Wachttoren soms gebruikgemaakt van zogenaamde cirkelredeneringen (één van de bekendste drogredenen). Bijvoorbeeld De Wachttoren van 1 juni 1981 bevatte een artikel over de "getrouwe en beleidvolle slaaf". Het artikel is geschreven om de interpretatie van de organisatie aangaande deze illustratie en de toepassing op de "gezalfde klasse" onder JG te ondersteunen. Aan het einde van dit artikel werd het volgende gezegd:

*** w81 1/6 blz. 30-31 De ’getrouwe slaaf’ geeft ’voedsel te rechter tijd’ ***

OVERWELDIGENDE GELOOFSBRIEVEN

De „getrouwe en beleidvolle slaaf” beschikt over overvloedig veel geloofsbrieven. Hieronder volgt een gedeeltelijke lijst van schriftuurlijke en profetische aanduidingen die van toepassing zijn op of zijn vertegenwoordigd in het overblijfsel van Jezus Christus’ gezalfde volgelingen sinds het opmerkelijke jaar 1919:

(1) Noachs vrouw, Gen. 7:7; (2) engelen die naar Lot werden gezonden, Gen. 19:15; (3) Rebekka, Gen. 24:64; (4) Jozef en Benjamin, Gen. 45:14; (5) nalezingen die werden achtergelaten, Lev. 19:9; (6) twee verspieders die bij Rachab kwamen, Joz. 2:4; (7) Barak, Recht. 4:14; (8) Jefta, Recht. 11:34; (9) Naomi en Ruth, Ruth 2:2; (10) Davids Israëlitische krijgslieden, 2 Sam. 18:1; (11) Jehu, 2 Kon. 10:11, 15; (12) Mordechaï en Esther, Esth. 4:13; (13) Job, Job 42:10, 13; (14) koningsdochter, Ps. 45:13; (15) loyalen, Ps. 50:5; (16) intieme groep, Ps. 89:7; (17) Schear-Jaschub, Jes. 7:3; (18) licht der natiën, Jes. 60:3; (19) grote bomen der rechtvaardigheid, Jes. 61:3; (20) dienaren van onze God, Jes. 61:6; (21) druiventros die wordt gespaard, Jes. 65:8; (22) knechten die bij een andere naam worden genoemd, Jes. 65:15; (23) mensen die voor Gods woord beven, Jes. 66:5; (24) nieuwe natie die is geboren, Jes. 66:8; (25) Jeremia, Jer. 1:10; (26) Jehovah’s volk in het nieuwe verbond, Jer. 31:33; (27) man in linnen gekleed, Ezech. 9:2; (28) degenen die op het middelpunt der aarde wonen, Ezech. 38:12; (29) bomen aan de rivier, Ezech. 47:7; (30) vissers, Ezech. 47:10; (31) het heerleger van de hemel, Dan. 8:10; (32) heiligdom dat is hersteld (gereinigd), Dan. 8:14; (33) degenen die wijs zijn, Dan. 11:33; (34) de gelukkige die blijft verwachten, Dan. 12:12; (35) alle vlees dat de geest ontvangt, Joël 2:28; (36) Jona, Jona 3:1-3; (37) Jehovah’s oogappel, Zach. 2:8; (38) de hogepriester Jozua, Zach. 3:3, 4; (39) een jood, Zach. 8:23; (40) zonen van Levi, Mal. 3:3; (41) tarwe, Matth. 13:25; (42) zonen van het koninkrijk, Matth. 13:38; (43) werkers voor de wijngaard, Matth. 20:1; (44) genodigden tot het bruiloftsfeest, Matth. 22:3-14; (45) uitverkorenen, Matth. 24:22; (46) arenden, Matth. 24:28; (47) getrouwe en beleidvolle slaaf, Matth. 24:45; (48) beleidvolle maagden, Matth. 25:2; (49) broeders van de koning, Matth. 25:40; (50) kleine kudde schapen, Luk. 12:32; (51) oudere broer van de verloren zoon, Luk. 15:25; (52) bedelaar Lazarus, Luk. 16:20; (53) ranken van de wijnstok, Joh. 15:4; (54) koninklijk paleis van David, Hand. 15:16; (55) erfgenamen met Christus, Rom. 8:17; (56) het overblijfsel, Rom. 11:5; (57) takken aan de olijfboom, Rom. 11:24; (58) heiligen, 1 Kor. 6:2; Openb. 16:6; (59) tempel, 1 Kor. 6:19; (60) nieuwe schepping, 2 Kor. 5:17; (61) gezanten voor Christus, 2 Kor. 5:20; (62) gemeente van God, Gal. 1:13; (63) deel van Abrahams zaad, Gal. 3:29; (64) het Israël Gods, Gal. 6:16; (65) lichaam van Christus, Ef. 1:22, 23; (66) soldaten van Christus Jezus, 2 Tim. 2:3; (67) huis gebouwd door Christus, Hebr. 3:6; (68) heilige priesterschap, 1 Petr. 2:5; (69) heilige natie, 1 Petr. 2:9; (70) gemeenschap van broeders, 1 Petr. 2:17; (71) zeven gemeenten, Openb. 1:20; (72) vierentwintig oudere personen, Openb. 4:4; (73) geestelijk Israël, Openb. 7:4; (74) sprinkhanen, Openb. 9:3; (75) twee getuigen, Openb. 11:3; (76) twee olijfbomen, Openb. 11:4; (77) zaad van de vrouw, Openb. 12:17; (78) bomen des levens, Openb. 22:2; (79) de bruid van Christus, Openb. 22:17; 19:7; (80) Jehovah’s getuigen, Jes. 43:10.
Het lijkt de broeders uit Brooklyn niet te deren dat de "overweldigende" factor van de hier genoemde "geloofsbrieven" volledig afhankelijk is van haar eigen interpretatie van deze 79 items uit bovenstaande lijst. Zonder haar eigen interpretatie kan hier simpelweg geen enkele sprake zijn van "geloofsbrieven".

Dit is een cirkelredenering van het zuiverste water die te vergelijken is met een man die het volgende claimt: "Ik ben de grootste mens uit de hele geschiedenis en ik heb geloofsbrieven die dat bewijzen. Kijk maar eens naar die lange lijst van beroemde mannen en vrouwen uit het verleden, en lees dan datgene wat ik geschreven heb waarin ik alles wat zij gezegd hebben op mezelf van toepassing breng."

Welk normaal persoon komt na het lezen van bijvoorbeeld het bijbelse verslag over Noachs vrouw (1ste item) tot de conclusie: "Ja, dat is beslist een geloofsbrief die de gezalfde Getuigen van Jehovah sinds 1919 identificeert als de "getrouwe en beleidvolle slaaf""?

Zijn deze geloofsbrieven nou werkelijk zo "overweldigend", of zijn JG zo geconditioneerd dat rationeel denkende mensen zulke irrationele dingen kunnen accepteren? Als zulke "geloofsbrieven" al als "overweldigend" gekwalificeerd worden, dan is misschien de volgende vraag ook op zijn plaats: Kunnen onze beschuldigers Frances en mij op grond van zulke dubieuze retoriek voor Gods aangezicht werkelijk schuldig verklaren aan afvalligheid?

Was Charles Taze Russell afvallig?




Charles Taze Russell wordt als de grondlegger van de Ernstige Bijbelonderzoekers (later: Jehovah's Getuigen) gezien.

Als hij nu zou leven, zou hij dan - gelet op onderstaande uitspraken - van afvalligheid beschuldigd worden?





Zion's Watch Tower, 1895, p. 216:
"Beware of "organization." It is wholly un-necessary. The Bible will be the only rules you need. Do not seek to bind other consciences, and do not permit others to bind yours. Believe and obey so far as you can understand God's word today, and so continue to growing in grace and knowledge day by day."
Zion's Watch Tower, 1894, p. 384:
"In view of these facts and also of the nature of the harvest work, and the addition. In fact that each one so gathered is expected to enter into the harvest work as a reaper, and will do so to the extent of his ability and opportunity, it is plain that the forming of a visible organization of such gathered out ones would be out of harmony with the spirit of the divine plan; and, it done, would seem to indicate on the part of the Church a desire to conform to the now popular idea of organization or confederacy. (See Isa. 8:12.) ... While, therefore, we do not esteem a visible organization of the gathered ones to be a part of the Lord's plan in the harvest work, as though we expected as an organization to abide here for another age, we do esteem it to be his will that those that love the Lord should speak often one to another of their common hopes and joys, or trials and perplexities, communing together concerning the precious things of his Word, and so help one another, and not forget the assembling of themselves together as the manner of some is; and so much the more as they see the day approaching. -- Mal. 3: 16; Heb. 10:25."
Zion's Watch Tower, 1893, page 266:
"There is no organization today clothed with such divine authority to imperiously command mankind. There is no organization doing this today; though we are well aware that many of them in theory claim that they ought to be permitted to do so; and many more would like to do so. This was the fatal mistake into which the Church began to fall in the second century; and the effort to realize this false conception culminated in the boastful, imperious counterfeiting of the coming Kingdom in Papacy, which for centuries sought to dominate the world, by claimed "divine authority". This idea more or less pervaded and poisoned the ideas of all the Protestant "clergy" as well; who copying Papacy's false ideas of the Church, claim also that the Church of Christ is now organized, though they now make less boastful claims to "divine authority" to teach and rule mankind in general, that the Papacy does."
Studies In The Scriptures, Volume 3 - "Thy Kingdom Come" / C186 - The Work Of Harvest: By Charles Taze Russell:
"The feeling of uneasiness and insecurity, if not bound by the chains of some sect, is general. It is begotten of the false idea, first promulgated by Papacy, that membership in an earthly organization is essential, pleasing to the Lord and necessary to everlasting life."
The Watchtower van 1 april 1920, pagina 100, 101:
"We would not refuse to treat one as a brother because he did not believe the Society is the Lord’s channel. If others see it in a different way, that is their privilege. There should be full liberty of conscience."

Hoe strak zit de blinddoek van JG-ouderlingen?


Vrouwe Justitia is de godin van de rechtvaardigheid. Voor haar werk draagt zij altijd drie dingen bij zich. De weegschaal, een zwaard, en een blinddoek. Met de weegschaal weegt zij de argumenten van beide partijen tegen elkaar af. Het zwaard staat symbool voor het uiteindelijke vonnis. Tijdens dit werk heeft zij haar blinddoek om, zodat ze onpartijdig, zonder aanzien des persoons, zal rechtspreken.

Het begrip partijdigheid heeft betrekking op de houding van rechters tegenover de partijen en het onderwerp van de zaak: die dient vrij van vooringenomenheid en vooroordeel te zijn. Dat betekent in het onderhavige geval dat JG-rechters/ouderlingen de ruimte moeten hebben om de conclusie te trekken dat het BL/Genootschap op grond van haar eigen historie niet "Gods communicatiekanaal" kan zijn, dat het afvallig van het BL was dat ze in de jaren 1992-2001 (als goedgekeurde DPI-NGO) de OW en WT gebruikt heeft om informatie over de VN te verspreiden (hiermee heeft ze zelfs de gewone verkondigers, die deze nummers onder het publiek verspreidden, medeplichtig gemaakt). Heeft een JG-ouderling de ruimte om de conclusie te trekken dat het BL nalatig jegens de slachtoffers van seksueel kindermisbruik is geweest, omdat haar beleid - vooral het beleid vóór de KBS van 2002 - grote manco's vertoonde? Wat gebeurt er met een JG-ouderling/rechter die na een eerlijk onderzoek erachter komt dat het BL in deze zaken inderdaad verwijtbaar gehandeld heeft? Hij zal zonder pardon uit zijn ambt ontheven worden!!! Hoe onafhankelijk zijn dan de JG-ouderlingen? Onpartijdige (tucht)rechtspraak stoelt voor een belangrijk deel op de onafhankelijkheid van de tuchtrechters. Onafhankelijkheid beoogt eerlijke rechtspraak, en onpartijdige rechtspraak is eerlijke rechtspraak.

Tijdens onze gesprekken was het triest te moeten vaststellen dat ook Jan van Bruggen en Ben Vergouw - los van hun goede bedoelingen - zo vooringenomen zijn tegenover de JG-leiding in Brooklyn dat er helaas geen sprake kan zijn van een onpartijdige en onafhankelijke rechtspraak. Het is mijn waarneming dat ouderlingen de meest gecontroleerde en door het BL gestuurde groep binnen Jehovah's Getuigen zijn. Ze zijn daarin niet te benijden.

Omdat het BL van Jehovah's Getuigen zichzelf opgenomen heeft in de definitie van afvalligheid (zie pagina 94 en 95 van hun ouderlingenboek) en ze de plaatselijke ouderlingen volledig afhankelijk van haar gemaakt heeft, is er geen enkele garantie op een eerlijk proces. Het BL heeft zichzelf in haar voet geschoten door haar zelfdienende definitie van afvalligheid, en door ouderlingen in hun hoedanigheid van tuchtrechter volledig van het BL afhankelijk te maken. Er kunnen daarom in de gelederen van JG geen ouderlingen/tuchtrechters gevonden worden die in dit soort "afvalligheids"-onderzoeken niet vooringenomen tegenover het BL zijn. Doen ze dit soort onderzoeken toch, dan zou je kunnen zeggen dat hun blinddoek - het symbool van onpartijdigheid en onafhankelijkheid - niet goed zit.

Op grond van bovenstaande redenen hebben Frances en ik geweigerd om maandagavond 25 juni 2007 te verschijnen in een schijnproces met rechters die aantoonbaar partijdig en afhankelijk zijn. We beseffen dat een slaaf niet groter is dan zijn meester en we daarom - net als Christus die van godslastering beschuldigd werd - vervolgd zullen worden. We blijven bidden voor onze vervolgers, omdat ze niet goed beseffen wat ze aan het doen zijn. We trekken ons op aan de troostrijke woorden van onze goede herder: "Gelukkig zijt GIJ wanneer de mensen U haten, en wanneer zij U uitstoten en U smaden en UW naam als goddeloos verwerpen ter wille van de Zoon des mensen. Verheugt U op die dag en springt op, want ziet! UW beloning is groot in de hemel, want precies dezelfde dingen deden hun voorvaders ten aanzien van de profeten" (Lukas 6:22-23).

Onze "Vrijheid in Christus" vs. de Mindset van Diotrefes

Voor bovenstaand essay klik hier.

Uitgesloten

Jan van Bruggen en Jakob Vos kwamen op woensdagavond 27 juni 2007 aan onze deur om te zeggen dat Frances en ik voor afvalligheid uitgesloten zijn uit de gemeenschap van JG. Ik ben zowel boos als verdrietig vanwege dit grote onrecht (ik heb onze voordeur wel eens zachter dichtgedaan!!). Gelukkig weten onze hemelse Vader en onze goede Herder Jezus hoe het werkelijk met ons gesteld is. Dit besluit is duidelijk een zaak 'die op aarde gebonden werd [=schuldig verklaard] terwijl deze in de hemel ontbonden [=niet schuldig] was' (Mattheüs 18:18). Dit is een ernstige aangelegenheid die beslist niet aan de aandacht van onze hemelse Vader ontsnapt is. In Spreuken 17:15 staat in dit verband: "Al wie de goddeloze rechtvaardig verklaart en al wie de rechtvaardige goddeloos verklaart — ja, deze beiden zijn iets verfoeilijks voor Jehovah."

Dit soort zaken gaat allang niet meer over het aanbidden van God, maar over het navolgen van mensen. Men wil je mensen laten navolgen door je emotioneel te chanteren met JG-familie en JG-vrienden die het contact met je gaan verbreken. Dit soort besluiten zegt eigenlijk meer over de trieste staat van de JG-leiders in de organisatie (de getoonde mindset doet sterk aan die van Diotrefes denken: zie verder hier) dan over de personen die uitgekotst en geestelijk dood verklaard worden. Dit besluit verraadt de tanden van wolven in schaapsklederen. Jehovah berispt niemand voor openhartige vragen. (In het Nader Tot God-boekje staat de volgende opmerking: "Jehovah berispte Habakuk niet om zijn openhartige vraag, want Hij is degene die juist dit besef van gerechtigheid in de mens heeft gelegd." - hfdst. 12, blz. 118, par. 2)

Om te kunnen pionieren hebben Frances en ik vele kostbare jaren van ons leven opgeofferd en onze kinderwens uitgesteld, omdat we oprecht geloofden dat we via de organisatie Jehovah konden dienen. Ons leven was gebouwd rond de aanname dat de organisatie een exclusieve voorziening van God zelf was. Omdat het hier gaat om ons leven en dat van onze kinderen, hebben Frances en ik alle recht op een zogenaamde reality-check of deze organisatie werkelijk is wat ze zegt te zijn. 1 Thess. 5:21 moedigt ons daartoe als volgt aan: "Vergewist u van alles, en houd vast aan wat voortreffelijk is."

Als je hierbij ontdekt dat de dwaalleer aangaande het geslacht van 1914 tientallen jaren in de lectuur verkondigd is als "de belofte van de Schepper", dat het Genootschap in tientallen rechtszaken geen verantwoordelijkheid neemt voor de manco's en fouten in haar beleid aangaande seksueel kindermisbruik (hierin kan het Genootschap nog een voorbeeld aan de RKK nemen!!), en dat de JG-leiding in Brooklyn de dood van tientallen broeders en zusters op haar geweten heeft omdat ze een zwalkend beleid voerde aangaande vaccinaties, orgaantransplantaties, bloedfracties, alternatieve burgerdienst etc, dan komen in de geest belangrijke vragen op. Desondanks is de JG-leiding in Brooklyn nooit teruggekomen op de claim dat ze "Gods communicatiekanaal" is. Daarom is het volledig gerechtvaardigd dat Frances, ik en anderen de organisatie openhartig bevragen over deze serieuze kwesties.

Ik denk hierbij ook aan de volgende kwoots uit de lectuur over loyaliteit, vriendelijkheid en vrijuit spreken:
De Wachttoren van 15 november 1985, pagina 21, paragraaf 16: "Als wij Jehovah’s gunst willen genieten, mogen wij niet vanwege persoonlijke vriendschap de ogen sluiten voor de overtredingen van een ander. Onze verhouding tot God is veel belangrijker dan loyaliteit jegens een vriend die zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstige overtreding en weigert de aangestelde ouderlingen op de hoogte te stellen."

De Wachttoren van 15 april 2004, pagina 13, paragraaf 7: "Ouderlingen moeten oppassen dat ze niet zwichten voor het betonen van misplaatste vriendelijkheid aan overtreders die de geestelijke gezindheid van een gemeente in gevaar zouden kunnen brengen. Echte vriendelijkheid is niet blind voor woorden en daden die lijnrecht in strijd zijn met Gods maatstaven."

Georganiseerd om Jehovah's wil te doen, pagina 31: "De opzieners moesten personen zijn die DE MOED hadden vrijuit te spreken in geval van kwaaddoen en die de noodzakelijke stappen zouden ondernemen om het te corrigeren en de kudde te beschermen tegen personen die de schapen zelfzuchtig wilden uitbuiten (Jes. 32:2)."
Het is een slechte zaak dat het BL de organisatie runt zonder dat ze tegenover haar medegelovigen verantwoording wenst af te leggen. Niemand - en zeker geen personen die kostbare jaren van hun leven opgeofferd hebben - zou uitgesloten, als afvallige verketterd, zijn goede naam door het slijk gehaald, of door zijn geliefden gemeden mogen worden, enkel voor het feit dat hij het in zijn hoofd haalde om de JG-leiding in Brooklyn over dubieuze besluiten rekenschap te vragen. Het is ethisch onverantwoord en zelfs onchristelijk dat ouderlingen - namens de JG-leiding in Brooklyn - ons vragen om dit soort schandalen gewoon te negeren en maar te doen of ze niet bestaan. En het is complete waanzin om je uit te sluiten omdat je over dit soort zaken hardop durft na te denken.

Het Besturende Lichaam schreef in De Wachttoren van 1 december 1982, bladzijde 31 over ‘personen die er recht op hebben te weten dat er een fout begaan was’: "Eerlijkheid en empathie spelen ook een rol. Als bepaalde personen er recht op hebben te weten dat wij een fout hebben begaan, dienen wij bereid te zijn onze fout toe te geven. Empathie dient ons er vooral toe te bewegen het toe te geven als anders een ander erop aangekeken wordt. Hier zijn Jezus’ woorden van toepassing: „Zoals gij wilt dat de mensen u doen, doet hun desgelijks.” — Luk. 6:31."

Het label "afvallig" wordt wel vaker mensen opgeplakt. Denk maar eens aan Galileo Galilei die dat label van de Katholieke Kerk opgeplakt kreeg. Dat label zei alleen meer over de kerk van zijn tijd (namelijk dat de RKK een totalitaire en autoritaire kerk was) dan over de persoon Galileo Galilei.

Desondanks blijven Frances en ik voor onze vervolgers bidden in de hoop dat ze tot bezinning komen. Tot die tijd denken we aan Jezus woorden, toen hij stervende was: "Vader, vergeef hun, want zij weten niet wat zij doen" (Lukas 23:34). We blijven ons best doen om hierin ons grote rolmodel te volgen.

Psychisch geweld onder het mom van een "liefdevolle" uitsluiting

Over de uitsluitingsregeling onder JG heb ik veel nagedacht en deze tegen het bijbelse licht gehouden. Waarom? Omdat een religie die onschriftuurlijke en zelfdienende gronden/redenen voor uitsluiting aanvoert, ook in staat is om de bijbelse uitsluitingsregeling ansich te verdraaien tot een krachtig controlemiddel om haar kudde te manipuleren en in de pas te laten lopen.

Jezus duidelijke instructies in Mt. 18 laten m.i. goed zien dat de JG-leiding door uitgeslotenen als paria's te mijden en te demoniseren (bijna volledige sociale uitsluiting) de bijbelse plank volledig misslaat. De JG-leiding probeert zijn uitsluitingsbeleid te legitimeren door te wijzen op de zinsnede: "dan zij hij u net als een mens uit de natiën en als een belastinginner".

Wat bedoelde Jezus hier? Bedoelde Jezus hier dat iemand die uitgesloten is, volledig als een paria gemeden moet worden? In Jezus tijd waren het de Farizeeën die precies dat deden met 'mensen uit de natiën en belastinginners'. Zij verweten dat Jezus hun gebruik daarin niet volgde, zoals bijvoorbeeld uit Markus 2:15-16 blijkt:

"Later gebeurde het dat hij in zijn huis aan tafel aanlag, en vele belastinginners en zondaars lagen met Jezus en zijn discipelen aan, want zij waren met velen en zij gingen hem volgen. Toen de schriftgeleerden der Farizeeën echter zagen dat hij met de zondaars en belastinginners at, zeiden zij voorts tot zijn discipelen: ‘Eet hij met de belastinginners en zondaars?’"

Zou Jezus een houding die hij veroordeelde, tegelijkertijd gebruiken als model voor zijn volgelingen? Dat lijkt me ondenkbaar. Het is ook goed om op te merken dat Jezus niet zei: "Maak hem tot een mens uit de natiën of een belastinginner." Nee, hij zei: ]"dan zij hij u net als ......" Jezus gebruikte hier de 2de persoon enkelvoud ("u"). Jezus bedoelde klaarblijkelijk dat de individuele christen (dus niet als gemeentelijk collectief) de verstokte overtreder als zodanig moest bejegenen. De individuele christen maakt hem niet tot iemand van wie enige afstand genomen moet worden, maar hij erkent de realiteit van de bestaande situatie, en laat hem als een 'mens uit de natiën of belastinginner' zijn.

plaatje uit de WT van 1 december 1981, blz. 11:

Het feit dat Jezus met belastinginners en zondaars at, bewijst ook dat Paulus opmerking in 1 Kor. 5 ('met zo iemand niet te eten'), niet op het gewone sociale eten en drinken betrekking kan hebben. Het is meer in overeenstemming met hermeneutische principes dat het eten in 1 Kor. 5:11 betrekking heeft op het eten in huisgemeenteverband tijdens hun bijeenkomsten (liefdemaaltijden). Hoezo?

1 Kor. 5:11 zegt: "Maar nu schrijf ik U, niet langer in het gezelschap te verkeren van iemand, een broeder genoemd, die een hoereerder of een hebzuchtig persoon of een afgodendienaar of een beschimper of een dronkaard of een afperser is, en met zo iemand zelfs niet te eten." Met deze tekst probeert de JG-leiding haar extreme mijdingsregels tov uitgeslotenen te legitimeren, maar als je op deze tekst hermeneutische principes loslaat, dan wordt het duidelijk dat de JG-leiding deze tekst feitelijk misbruikt.







Wat zijn hermeneutische principes? De link www.candlestand.nl/index.php?id=42,0,0,1,0,0 zegt hierover het volgende:

In de huisgemeenten van de eerste eeuw kwamen de christenen regelmatig in huizen bijeen voor (liefde)maaltijden met daaraan gekoppeld de viering van het Avondmaal des Heren (christelijke kerkvaders berichten inderdaad dat ze niet alleen op 14 Nisan het Avondmaal vierden). Uit de context van Paulus woorden in 1 Kor. 5:11 blijkt dat 'een broeder, die een hoereerder of een hebzuchtig persoon of een afgodendienaar of een beschimper of een dronkaard of een afperser was', feitelijk van het gebruik van de symbolen werd uitgesloten (interessant is dat in de RK deze maatregel nog steeds opgeld doet: een geëxcommuniceerde wordt niet als een paria gemeden en gedemoniseerd, maar van het Avondmaal uitgesloten). Hij of zij moest natuurlijk ook de prettige omgang tijdens deze liefdemaaltijden missen, maar dat wilde beslist niet zeggen dat de broeders en zusters zo'n persoon buiten deze liefdemaaltijden, de huisgemeente-bijeenkomsten en het Avondmaal om als een paria/melaatse mijdden en demoniseerden.

Het Griekse woord dat in de NWT met "niet langer in het gezelschap te verkeren" vertaald is, ondersteunt de conclusie dat Jezus en Paulus nooit sociale uitsluiting bedoeld kunnen hebben. Het Griekse woord (synanamignysthai) komt namelijk ook in 2 Thessalonicenzen 3:14-15 voor (daar is het vertaald met "niet meer met hem omgaan"): "Maar is iemand niet gehoorzaam aan ons woord door middel van deze brief, houdt hem getekend, gaat niet meer met hem om, opdat hij beschaamd moge worden. Beschouwt hem evenwel niet als een vijand, maar blijft hem ernstig vermanen als een broeder."

In een poging om haar extreme mijdingsregels bij uitsluiting te rechtvaardigen betoogt de JG-leiding dat "tekenen" (2 Thess. 3:14, 15) iets anders zou zijn dan "uitsluiten" (1 Kor. 5:11). Volgens de JG-lectuur zou het contact met 'getekenden' beperkt moeten worden, terwijl het contact met 'uitgeslotenen' bijna volledig gemeden moet worden. Helaas voor de JG-leiding is daar geen BIJBELSE onderbouwing voor. Zoals al gezegd, wordt namelijk zowel in 1 Kor. 5:11 als in 2 Thess. 3:14, 15 HETZELFDE Griekse werkwoord gebruikt.

Als je dat punt overdenkt, dan is er dus geen BIJBELS argument om onderscheid te maken in de bejegening van 'getekenden' (2 Thess. 3:14, 15) en 'uitgeslotenen' (1 Kor. 5:11). Het verschil (in het BL-commentaar) tussen 'sociale contacten beperken' en 'sociale contacten mijden' kun je niet uit bovenstaande twee schriftgedeelten halen. Integendeel, de gedachten uit 2 Thess. 3:14 en 15 helpen ons juist om de bedoelde betekenis van 1 Kor. 5:11 te duiden.

Een ander punt dat door het BL "gemakshalve" genegeerd wordt is de context van 2 Thess. 3:14 en 15. Het gaat hier namelijk over personen die "niet gehoorzaam aan ons woord door middel van deze brief [zijn]". Dat was geen onbeduidende zonde voor de eerste eeuwse christenen, ongehoorzaam zijn aan het geschreven woord van een apostel die door Christus zelf aangesteld was.

Het Besturende Lichaam kan dat ook niet als een onbeduidende zonde zien, want als een persoon niet meer gehoorzaam is aan de leer van het BL dan wordt zo'n persoon zonder pardon als "afvallige van Jehovah" uitgesloten. Als het BL op consistente wijze de betekenis van 2 Thess. 3:14 en 15 zou willen toepassen, dan hoort ze zich aan haar eigen "uitleg" te houden, en hoort ze personen die niet meer gehoorzaam zijn aan de leer en het beleid van het BL, slechts te 'tekenen'. Het contact met deze personen zou - volgens hun eigen uitleg - slechts beperkt moeten worden, in plaats van het contact met hen volledig te mijden.

Vooral bovenstaande maakt mij duidelijk dat de "uitleg" van het BL zelfdienend en opportunistisch is.

De laatste zin van Paulus hierboven - "beschouwt hem evenwel niet als een vijand, maar blijft hem ernstig vermanen als een broeder" - is niet alleen gericht tot de ouderlingen in de gemeente (blijkt uit de inleiding van deze brief). Helaas hebben de extreme mijdingsregels van de JG-leiding bovenstaande onmogelijk gemaakt voor de broeders en zusters in de gemeente.

Nu de JG-leiding het gebruik van de symbolen (brood en wijn) voor personen met een aardse hoop verboden verklaard heeft, heeft ze hiermee Paulus geïnspireerde woorden en betekenis in 1 Kor. 5:11 volledig krachteloos gemaakt. Het is ook duidelijk dat de JG-leiding 1 Kor. 5:11 niet uitlegt overeenkomstig hermeneutische principes, maar in Paulus woorden een bepaalde betekenis legt (inlegkunde) die haar goed uitkomt en dus zelfdienend is. Menselijke inleg is totaal wat anders dan bijbelse uitleg.

Een andere tekst waarin de JG-leiding op zelfdienende wijze betekenis in legt, is 2 Johannes 9-11. Daar staat: "Een ieder die vooruitdringt en niet blijft in de leer van de Christus, heeft God niet. Wie in die leer blijft, hij heeft zowel de Vader als de Zoon. Als iemand tot U komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem nimmer in UW huis en richt ook geen groet tot hem. Want wie een groet tot hem richt, heeft deel aan zijn goddeloze werken."

Deze tekst wordt van toepassing gebracht op gedoopte JG die het Besturende Lichaam (BL) van JG niet langer als "Gods enige communicatiekanaal" zien. Dat dit een duidelijke schriftverdraaiing is, blijkt uit vers 9. Het gaat hier over personen die "niet blijven in de leer van Christus", en dat is toch heel wat anders dan de JG-leiding hiervan maakt. Een schoolvoorbeeld van zelfdienende BL-inleg in plaats van bijbelse uitleg.

UITGESLOTEN FAMILIELEDEN:

De onchristelijkheid van de JG-mijdingsregels blijkt het duidelijkst bij uitgesloten familieleden.

De WT van 15 november 1974 maakte hierover een interessante opmerking.

*** w74 15/11 blz. 693-694 Een evenwichtige zienswijze bewaren ten aanzien van uitgeslotenen ***
"Wat uitgesloten gezinsleden (geen minderjarige zoons of dochters) betreft die buitenshuis wonen, moet elk gezin beslissen tot in welke mate zij omgang met zulke personen zullen hebben. Dit is niet iets wat de ouderlingen van de gemeente voor hen kunnen beslissen. De zorg van de ouderlingen gaat ernaar uit dat er geen „zuurdeeg” opnieuw in de gemeente wordt binnengevoerd doordat gemeenteleden geestelijke omgang hebben met degenen die als zulk „zuurdeeg” verwijderd moesten worden. Indien een uitgesloten ouder een zoon of dochter gaat bezoeken of kleinkinderen opzoekt en in het christelijke huis wordt binnengelaten, is dit derhalve niet iets wat de ouderlingen aangaat. Zo iemand heeft het natuurlijke recht zijn bloedverwanten en nakomelingen te zien."
Dat is inderdaad de juiste kwalificatie: het is een NATUURRECHT dat ouders en kinderen elkaar regelmatig zien.

De eminente Engelse rechtsgeleerde Sir William Blackstone (1729-1780) schrijft in de inleiding op zijn Commentaries on the Laws of England het volgende over NATUURLIJKE RECHTEN of NATUURRECHT:
"Deze wet der natuur, die even oud is als de mensheid en door God zelf is voorgeschreven, is qua verbindendheid natuurlijk superieur aan elke andere wet. Ze is verbindend over de gehele aardbol, in alle landen en te allen tijde: geen menselijke wetten bezitten enige rechtskracht indien ze hiermee in strijd zijn; degene ervan die wel rechtsgeldig zijn, ontlenen al hun kracht en al hun gezag, middellijk of onmiddellijk, aan deze oorspronkelijke wet. [...] Op deze beide grondslagen, de natuurwet en de geopenbaarde wet, berusten alle menselijke wetten; dat wil zeggen, er dient geen menselijke wet geduld te worden die deze tegenspreekt."
Daarom is het in mijn ogen respectloos jegens de bron van het natuurrecht (Jehovah) dat het Besturende Lichaam vanaf 1981 relaties met organisatieverlatende bloed- en aanverwanten verbiedt. Natuurlijke rechten kunnen namelijk niet veranderd worden door het dictaat van een religieus instituut of een recentere uitgave (1981) van De Wachttoren. Omgang met familieleden is in Gods ogen simpelweg een onvervreemdbaar, natuurlijk recht waartegen geen enkele tegenspraak geduld mag worden, ook al is deze afkomstig van de JG-leiding. Ook hierin moet God meer gehoorzaamd worden dan mensen (Hand. 5:29).

EMOTIONELE CHANTAGE:

Bovenstaand onderzoekje maakt duidelijk dat er in theologisch opzicht heel veel is af te dingen op de door de JG-leiding opgelegde en afgedwongen mijdingsregels. Gelet op het barmhartige en liefdevolle voorbeeld van Jezus Christus verdienen deze mijdingsregels het predikaat onchristelijk.

Omdat de mijdingsregels bij uitsluitingen, zoals deze in Wachttorenland toegepast worden, niet in overeenstemming zijn met de historische context van de bijbel en Christus' voorgeleefde visie, is de term "schriftuurlijke uitsluiting" een contradictio in terminis (=tegenspraak in termen). Elke WTG-uitsluiting is - gelet op bovenstaande argumenten - onbijbels, en daarom onterecht. Het gaat hier dus niet over de de soort zonde en mate van berouw die in het geding zijn, maar de impliciete mijdingsregels (contactbreuk met bloed- en aanverwanten, verbreken van elk [sociaal] contact etc.) die aan JG's dwingend door een WTG-uitsluiting opgelegd worden. Deze zijn lijnrecht in strijd met de geest van Christus, en de JG-leiding zwendelt met de kerkhistorische betekenis van de NT-uitsluiting. Uitsluiting onder christenen in de eerste eeuw was dus iets heel anders dan de huidige WTG-uitsluitingspraktijk bij Jehovah's Getuigen.

Als de bijbel deze extreme mijdingsregels niet ondersteunt, waarom zijn deze dan door de JG-leiding in het leven geroepen?

Deze mijdingsregels hebben niets te maken met het aanbidden van God, maar met het navolgen van mensen. Men wil je mensen, in casu de JG-leiding, laten navolgen door je emotioneel te chanteren met familie en vrienden die dreigen met het verbreken en/of verminderen van contact.

Deze emotionele chantage is het ergst bij naaste familieleden die oprecht van elkaar houden. In de lectuur en lezingen op congressen etc. wordt sterk door de JG-leiding gesuggereerd dat het uitgesloten familielid de oorzaak van de contactbreuk en het daaraan gekoppelde verdriet is, terwijl uit bovenstaand onderzoekje blijkt dat de JG-leiding zelf met haar rigide en onchristelijke mijdingsregels hiervan de oorzaak is.

Aan deze kwestie kleeft ook een psychologische compenent: Het BL is zich terdege bewust van de onnatuurlijkheid van het mijden van familie vanwege religie. Daarom stond op pagina 29 van de Ontwaakt! van juli 2009: "Niemand mag gedwongen worden God te aanbidden op een manier die hij onaanvaardbaar vindt of te kiezen tussen zijn geloof en zijn familie." Daarom heeft JG-familie het nodig om de zwarte piet te leggen bij hun familie die de organisatie verlaten heeft. Hierdoor kunnen ze de (door de JG-leiding bedachte) onnatuurlijke en onchristelijke mijdingsregels rationaliseren en vergoeilijken. In de psychologie wordt dit fenomeen "overdracht" genoemd.

Normaal gesproken bestaat er tussen ouders en kinderen, broers en zussen een onvoorwaardelijke liefde, maar Brooklyn/Patterson heeft voor JG deze natuurlijke genegenheid voorwaardelijk aan blinde organisatorische loyaliteit gemaakt. Wat je ziet aan gedragingen, is een typische pavlovreactie.

Deze naam is ontleend aan de hond van Pavlov. Pavlov stuitte op het verschijnsel dat honden beginnen te kwijlen wanneer ze voedsel wordt aangeboden. Hij onderzocht dit verschijnsel door een signaal te geven en daarna de honden te voeren. Oorspronkelijk kwijlden de honden alleen bij het voeren en niet bij het signaal. Nadat de combinatie van signaal gevolgd door voeren enkele keren was herhaald begonnen de honden al te kwijlen bij het geven van het signaal. Wat Pavlov bij de honden opwekte, heet een geconditioneerde of aangeleerde reflex. Wanneer een prikkel A (het signaal) herhaaldelijk voorafgaat aan prikkel B (het voeren) dat een bepaald gedrag (kwijlen) oplevert, dan zal op den duur prikkel A reeds dat gedrag opleveren, ook zonder prikkel B. Het reflex dat ervoor zorgt dat een hond kwijlt bij het krijgen van voedsel is een aangeboren instinct en heet een onvoorwaardelijke reflex. Het kwijlen dat volgt op het signaal is een aangeleerde reflex en wordt ook wel voorwaardelijke reflex genoemd.

Liefde en genegenheid tussen familieleden en vrienden is natuurlijk en normaal. Maar JG's hebben geleerd hun natuurlijke prikkels en reacties te onderdrukken bij uitsluitingen en terugtrekkingen. Hun reflexen zijn aangeleerd uit De Wachttoren, en alleen al het verschijnen van uitgesloten of teruggetrokken broeders en zusters levert aangeleerde en onnatuurlijke gedragingen op.

Alle organisatieverlaters die ik ken, hebben deze onvoorwaardelijke en natuurlijke liefde nog steeds voor hun JG-ouders, kinderen en familieleden. Helaas is deze natuurlijke genegenheid bij vele blinde JG-volgelingen van Brooklyn/Patterson gedegenereerd tot een bedenkelijk en triest niveau. Is dit misschien ook een vervulling van wat Paulus schreef: ".....geen natuurlijke genegenheid meer hebbend..."? (2 Tim. 3:3)

Waarom is deze emotionele chantage de ergste in zijn soort? Omdat de lijdende voorwerpen van deze emotionele chantage niet beperkt blijven tot de uitgesloten familieleden, maar ook de familieleden raakt die in de Wachttoren-organisatie blijven. Er worden dus slachtoffers gemaakt aan beide zijden van de "waterscheiding". Aan Jehovah's Getuigen wordt namelijk door het BL geleerd dat onze hemelse Vader van hen zo'n groot offer zou vragen. Ze denken dat normaal en natuurlijk contact met hun uitgesloten familieleden een zonde tegen Jehovah en Christus zou zijn, terwijl bovenstaand onderzoekje al voldoende aantoont dat dat beslist niet het geval is. Het is bijzonder triest om te moeten vaststellen dat de JG-leiding de natuurlijke genegenheid tussen familieleden exploiteert en misbruikt voor haar eigen doeleinden.

Het probleem is dat de JG-leiding op kwaadwillige wijze psychische terreurmiddelen aanwendt om voor uitgesloten en teruggetrokken JG's een vernederende omgeving te scheppen (door lezingen op congressen en geschriften zoals De Wachttoren). Dit soort psychische terreur en manipulatie doen zich soms ook voor in werkomgevingen en op scholen door extreme vormen van pesterijen. Deze vorm van psychisch geweld staat ook bekend onder de term "mobbing".

Het is interessant dat het (Belgische) Informatie- en Adviescentrum Inzake De Schadelijke Sektarische Organisaties adviseert deze psychische terreur in groepsverband strafbaar te stellen. (voor meer info: klik hier)

Gelet op bovenstaande lijkt het me een goede zaak om in principe alle JG's te beschouwen als slachtoffers van psychisch geweld, omdat ze afgeperst en afgedreigd worden met de gevolgen van maatregelen waardoor het contact met hun geliefden verbroken wordt. In hoeverre de plegers en medeplichtigen van dit psychisch geweld (JG-leiding, ouderlingen) zelf ook slachtoffer van subtiele (sekte)beïnvloeding zijn, laat ik graag in het midden en aan onze hemelse Rechters over.

In mijn opvatting verdienen daarom alle JG's onze sympathie en begrip. Sommige van ons weten aan den lijve hoe het voelt om in zo'n vernederende omgeving te leven. Ondergetekende weet hoe het voelt om zowel een medeplichtige (als ouderling) als een slachtoffer (als uitgeslotene) van psychisch geweld te zijn. Gelukkig kan ik me inmiddels nu als overlever van dit psychisch geweld beschouwen.

Alle beweringen van de JG-leiding ten spijt zijn organisatieverlaters niet per definitie ook verlaters van Jehovah. Dat blijkt ook uit de kerkhistorie: Waren personen als John Wycliffe, Pierre Valdès en Johannes Hus plotseling slecht geworden en hadden zij God verlaten door bepaalde wantoestanden in de kerkelijke hiërarchie van de katholieke kerk aan te kaarten? In de ogen van de RK misschien wel, maar niet in de ogen van objectieve waarnemers. Ook de lectuur van het Genootschap spreekt positief over bovengenoemde personen.

Op grond van bovenstaande punten kun je stellen dat door deze mijdingsregels onze hemelse Vader verkeerd voorgesteld wordt. De meeste actieve JG durven over bovenstaande niet echt na te denken. Hun standaardreacties doen me denken aan de woorden uit de Awake! van 22 november 1984, pagina 4. Dit artikel is nooit in het Nederlands vertaald:
"A closed mind … could even be a sign of uncertainty or doubt. For example, if we are unable to defend our religious views, we may find ourselves lashing out those who challenge our beliefs, not with logical arguments, but with slurs and innuendos. This smacks of prejudice and a closed mind."

Mijn NL-vertaling:

"Een gesloten geest … kan zelfs duiden op onzekerheid of twijfel. Als we bijvoorbeeld niet in staat zijn om onze religieuze meningen goed te verdedigen, dan kunnen we gemakkelijk uitvallen naar personen die ons geloof uitdagen, en dan niet met logische argumenten, maar met laster en sneren. Dat riekt naar vooroordeel en een gesloten geest."
Ik blijf bidden dat onze hemelse Vader hun gesloten geest en verkilde hart wil openen.