woensdag

Nog enkele mijmeringen na ons gesprek met Jan van Bruggen en Ben Vergouw

Tijdens ons gesprek op 4 juni jl. (zie verder ook hier) met de JG-ouderlingen Jan van Bruggen en Ben Vergouw zijn me een aantal opmerkelijke zaken opgevallen.

Jan maakt zich blijkbaar zorgen over een aantal uitspraken op mijn weblog, omdat deze uitspraken de broeders van het Besturende Lichaam indirect beschuldigen. Jan citeerde zelfs Openbaring 12:10 waarin gesproken wordt over Satan als "de beschuldiger van onze broeders, die hen dag en nacht voor onze God beschuldigt". Ik begin in zijn ogen kennelijk op Satan te lijken.

Wat Jan waarschijnlijk vergeet, is dat het schuldig verklaren van God veel ernstiger is dan mensen beschuldigen. Een concreet voorbeeld: enkele broeders en zusters uit de jaren 1968-1980 stierven door het weigeren van orgaantransplantaties, omdat "Gods" spreekbuis of communicatiekanaal deze medische ingreep verboden had (zie "Vragen van Lezers" uit De Wachttoren van 1 februari 1968, blz. 94-96: Orgaantransplantaties = kannibalisme). Deze positie werd in 1980 herzien, want in De Wachttoren van 15 juni 1980, blz. 31-32, werd verklaard dat het opnieuw (vóór 1968 was dat namelijk ook al zo) een zaak van het geweten geworden was. Deze ingrijpende wijziging bewees onweerlegbaar dat de broeders in Brooklyn nooit Gods spreekbuis of communicatiekanaal waren, want God zegt natuurlijk niet de ene keer dat orgaantransplantaties kannibalisme is en de andere keer dat dat niet zo. Toch toont de geschiedenis van JG na 1980 aan dat de broeders uit Brooklyn geen afstand gedaan hebben van hun claim dat ze Gods communicatiekanaal zijn. Deze zelfverheffende uitdrukking kom je namelijk ook na 1980 met regelmaat in de WTG-lectuur tegen. Het instandhouden van deze claim heeft grote implicaties, namelijk dat de broeders uit Brooklyn hiermee Jehovah zelf verantwoordelijk maken voor de onnodige en vroegtijdige dood van tientallen broeders en zusters. Zij stierven voor "oud licht" dat van Jehovah afkomstig zou zijn.

Wat Jan het 'beschuldigen van de broeders' noemt, is dus - als je nogmaals kijkt - het opkomen voor Jehovah. En dat blijkt noodzakelijk, want het door de broeders in Brooklyn in stand gehouden godsbeeld is het beeld van een menselijke, wispelturige god die een aantal onnodige doden op zijn geweten heeft. Wat was ook al weer de reden waarom we ons verzetten als onze liefdevolle hemelse Vader wordt voorgesteld als een wrede god die zielen in een vurige hel foltert? Waarom zetten we onze hakken in het zand als we met trinitariërs spreken die Jehovah als een drie-enige god voorstellen? Waarom doen onze rechters/beschuldigers dan zo moeilijk als we de broeders in Brooklyn niet willen erkennen als "Gods communicatiekanaal"? Wat is onze reactie als anderen zeggen dat we moeten stoppen met prediken? Waarom mogen Frances en ik dan niet ge-emotioneerd raken als onze liefdevolle Vader verkeerd voorgesteld wordt?

De vraag is waarom Jan van Bruggen zich wel druk maakt, als de broeders in Brooklyn beschuldigd worden, terwijl hij niet lijkt te reageren als Jehovah impliciet beschuldigd wordt van vroegtijdige en onnodige sterfgevallen. Wat zei Paulus ook al weer in Rom. 3:4? "God worde waarachtig bevonden, ook al wordt ieder mens [dus ook de broeders in Brooklyn] een leugenaar bevonden." Gelet op Jans citaat uit Openbaring 12:10 is de volgende vraag op zijn plaats: Is Satan ooit voor Jehovah opgekomen?

Zijn organisatieverlaters per definitie ook verlaters van Jehovah? Wat laat de kerkhistorie zien? Hadden gelovigen als John Wycliffe, Pierre Valdès en Johannes Hus plotseling hun geloof afgezworen en God verlaten door bepaalde wantoestanden in de kerkelijke hiërarchie van de katholieke kerk aan te kaarten? In de ogen van de RK misschien wel, maar niet in de ogen van objectieve waarnemers. Ook de lectuur van het Genootschap spreekt positief over bovengenoemde personen. En indien organisatieverlaters Jehovah inderdaad niet verlaten hebben, wat blijft er dan nog van de beschuldiging van afvalligheid over? (zie verder hier)

Uit ons gesprek bleek dat ook Ben zich zorgen maakt over broeders en zusters die eventueel mijn weblog lezen, omdat - volgens zijn woorden - mijn weblog hun loyaliteit aan de organisatie kan ondermijnen. Ook aan Ben eigenlijk een soortgelijke vraag: Waarom maak je je drukker over het geschade beeld van de organisatie dan over het geschade beeld van God? Gaat loyaliteit aan God niet boven loyaliteit aan de organisatie?

Hoe is dit wonderlijke gedrag van ouderlingen toch te verklaren? Een ex-ouderling uit Engeland gaf hier het volgende treffende commentaar op:

"A couple years before I stepped down from being an elder, several things began to occur to me that troubled me very much. I began to notice that more and more of my time and mental energy as an elder was taken up by what I would consider bureaucratic or organizational concerns while less and less was available for helping the brothers and sisters. As I went to KM schools and meetings with the circuit and district overseers at assemblies, I began to feel that my role as an elder was a lot more about supporting and defending the organization than it was about helping my brothers and sisters.

At the same time, more of the brothers and sisters seemed to need more help and encouragement. Many that I talked with felt that they were not really part of the congregation, that they were not really doing as much in the preaching work as they felt they should, that they were guilty about it, and felt they were not pleasing to Jehovah because of it. I began to see that as elders and as an organization we were not raising up truly spiritual people, that is, people who knew their Bible and were able to apply Biblical principles to their lives. Instead, it seemed to me that we were developing good organizational people. Many seemed to have a good feel for where they stood in the organization, but not a clear view of where they stood with Jehovah. Many seemed to have a better relationship with the organization than they did with Jehovah."
De oorzaakanalyse van dit drama wordt goed in Jeremia 10:21 verwoord: "Want de herders hebben zich redeloos gedragen, en zij hebben zelfs Jehovah niet gezocht. Daarom hebben zij niet met inzicht gehandeld, en al hun weidende dieren zijn verstrooid."

Verder denk ik aan de waarschuwing uit 1 Kor. 4:5: "Oordeelt daarom niets vóór de bestemde tijd, totdat de Heer komt, die zowel de verborgen dingen der duisternis aan het licht zal brengen als de raadslagen der harten openbaar zal maken, en dan zal een ieder zijn lof van God ontvangen.".

Net als de onderscheidingen van Idi Amin helemaal niets zeggen (hij heeft deze onderscheidingen ongetwijfeld aan zichzelf gegeven), moeten ook wij - of we nu in Woudenberg, Maarn, Scherpenzeel of Brooklyn wonen - "niet beleidvol in onze eigen ogen worden" (Rom. 12:16), en zonder definitief te oordelen wachten "totdat de Heer komt." Het is mijn innige wens en gebed dat uiteindelijk "een ieder van ons zijn lof van God zal ontvangen."

Geen opmerkingen: