woensdag

Opkomen voor Jehovah

INLEIDING:

Op 4 mei 2007 werd ik gebeld door Jan van Bruggen, een oude vriend en ouderling uit de JG-gemeente Woudenberg. Hij liet mij weten dat ik op woensdagavond 9 mei 2007 in de Koninkrijkszaal van JG verwacht werd om voor een kerkelijk tuchtrechtcollege (gerechtelijk comité) te verschijnen. In dat comité zouden hijzelf, Ben Vergouw en Jakob Vos, allen ouderling in de gemeente Woudenberg, mij ondervragen. Op grond van het schrijven en publiceren van dit artikel word ik door hen beschuldigd van afvalligheid.

Ik liet Jan van Bruggen weten dat ik op deze uitnodiging niet zou ingaan, maar in plaats daarvan nodigde ik hem bij ons thuis uit voor een informeel gesprek. Dat gesprek vond plaats op maandagavond 4 juni 2007. Bij dit gesprek waren Jan van Bruggen, Ben Vergouw, Frances en ik aanwezig.

Frances en ik ontkennen ten stelligste de tegen ons ingebrachte beschuldiging van afvalligheid. De bewijslast voor deze beschuldiging ligt volledig bij onze beschuldigers. Het is de vraag of onze beschuldigers zo onpartijdig zijn om de bijbelse raad aangaande onderzoek naar vermeende afvalligheid toe te passen: "Wanneer in een van de steden die u van Jehovah [NWV], uw God, krijgt om u daar te vestigen, het gerucht de ronde doet dat er onder uw volk nietswaardige figuren zijn opgestaan die de andere inwoners van hun stad tot ontrouw hebben aangezet en hen naar andere goden hebben laten overlopen – goden die u onbekend zijn – dan moet u navraag doen, een onderzoek instellen en de zaak tot op de bodem uitzoeken. Als blijkt dat het waar is, als onomstotelijk vaststaat dat zoiets afschuwelijks bij heeft plaatsgevonden, dan moet u de inwoners van die stad ter dood brengen" (Deut. 13:13-16, NBG).

Het begrip partijdigheid heeft betrekking op de houding van rechters tegenover de partijen en het onderwerp van de zaak: die dient vrij van vooringenomenheid en vooroordeel te zijn. Tijdens ons gesprek was het triest te moeten vaststellen dat Jan van Bruggen en Ben Vergouw niet de intentie hebben om deze zaak "tot op de bodem uit te zoeken" vanwege hun positieve vooringenomenheid tegenover de broeders in Brooklyn. Deze vooringenomenheid bleek duidelijk toen de doofpotaffaire inzake seksueel kindermisbruik onder JG ter sprake kwam. Toen ik ze erop wees dat het WTG onlangs negen misbruikzaken inzake 16 slachtoffers afgekocht heeft, en dat de slachtoffers hierover moeten zwijgen (zogenaamde confidentiality or non-disclosure provisions), zei Ben Vergouw dat zoiets onmogelijk was. Hij zei: "Dat zou ons weinig doen verschillen van de Katholieke Kerk". Hoe waar is deze opmerking (zie verder hier)!!!

Met dit essay hoop ik een kijkje in onze ziel te geven, want het is onze innige wens om voor onze hemelse Vader en Jezus Christus op te komen.
Sinds mensenheugenis staat in Oosterse culturen respect voor ouderen in een hoog vaandel. Het is not-done dat jongeren kritiek uiten op de zienswijze van ouderen. Dit culturele gegeven blijkt ook duidelijk uit het felle debat tussen Job en Bildad, Elifaz en Zofar. De jonge Elihu was lang slechts een luisteraar van het debat geweest, maar op een gegeven moment kon hij zich niet langer inhouden. Hij zegt daar zelf het volgende over: "En Elihu zelf had met woorden op Job gewacht, omdat zij ouder in dagen waren dan hij. … Toen antwoordde Elihu, de zoon van Baracheël, de Buziet, en zei: „Ik ben jong van dagen En GIJ zijt bejaard. Daarom hield ik mij op de achtergrond en was bevreesd, Ulieden mijn kennis mee te delen. Ik zei: ’De dagen dienen maar te spreken, En een veelheid van jaren dient maar wijsheid bekend te maken.’ Voorwaar, het is de geest in de sterfelijke mensen En de adem van de Almachtige [die] hun verstand geeft. Niet slechts de hoogbedaagden blijken wijs te zijn, Noch verstaan enkel de ouden het recht. Daarom zei ik: ’Luister toch naar mij. Ik zal mijn kennis meedelen, ja, ik’" (Job 32:4-10).

Zoals uit zijn woorden blijkt, was er nu dus een dwingende reden waarom Elihu het stilzwijgen verbrak. Normaalgesproken had hij zijn mond gehouden, maar nu was er iets belangrijkers dan aan een culturele norm vasthouden. Elihu werd hierbij door Jehovah's geest aangedreven. Wat was die dwingende reden? Het verslag in Job maakt dat duidelijk: "De toorn van Elihu . . . ontbrandde. Tegen Job ontbrandde zijn toorn, omdat hij veeleer zijn eigen ziel rechtvaardig verklaarde dan God. Ook tegen zijn drie metgezellen ontbrandde zijn toorn, wegens het feit dat zij geen antwoord hadden gevonden maar God voorts schuldig verklaarden" (Job 32:2,3).

Als we Job hoofdstuk 32 tot en met 37 doorlezen, dan is het overduidelijk dat Elihu hartstochtelijk voor Jehovah opkwam, ja hij was een echte getuige van en voor Jehovah. Hij zei ook nog: "Heb nog even geduld met mij, en ik zal u meedelen dat er nog woorden te zeggen zijn ten gunste van God. . . . Aan mijn Formeerder zal ik rechtvaardigheid toeschrijven. . . . Hij zal zijn ogen niet van de rechtvaardige afwenden" (Job 36:2-7; NWV).

Elihu begreep dat de rechtvaardiging van Jehovah veel belangrijker is dan de rechtvaardiging van welk mens maar ook, zelfs al heette hij Job. Elihu dacht er net zo over als de apostel Paulus die onder inspiratie het volgende zei: "God worde waarachtig bevonden, ook al wordt ieder mens een leugenaar bevonden" (Romeinen 3:4). Dit sterke verlangen om het voor zijn geliefde hemelse Vader op te nemen - ja om een getuige van Jehovah te zijn - maakte dat hij iets deed wat hij normaliter nooit gedaan zou hebben: Zijn afwijkende mening uiten in het bijzijn van wijze, oudere personen.

Dit verslag doet me denken aan de cultuur die er in de organisatie heerst: de gezalfde broeders zijn de wijze ouderen en de jongeren luisteren naar hun aanwijzingen. Normaalgesproken is het is not-done om hen tegen te spreken. Toch is er - net als in het geval van Elihu - slechts één uitzondering op deze regel: wanneer de situatie het nodig maakt om het voor Jehovah zelf op te nemen. Dit is een dwingende reden die in het geval van Elihu door Jehovah's heilige geest ondersteund werd.

Dat zou in de organisatie eigenlijk geen probleem mogen zijn, omdat JG dezelfde grondhouding als Elihu en Paulus claimen. In hun brochure Jehovah's Getuigen - Wie zijn zij? wordt de volgende opmerking gemaakt (deze brochure staat ook op hun website - zie hier)

*** jt blz. 3-4 Wie zijn zij? ***

Zij vinden het uitermate belangrijk dat hun geloofsovertuigingen op de bijbel zijn gebaseerd en niet op louter menselijke bespiegelingen of geloofsbelijdenissen. Zij denken er net zo over als de apostel Paulus toen hij onder inspiratie zei: „God worde waarachtig bevonden, ook al wordt ieder mens een leugenaar bevonden” (Romeinen 3:4, Nieuwe-Wereldvertaling). Wanneer het gaat om leerstellingen die als bijbelse waarheden worden onderwezen, raden de Getuigen u sterk aan hetzelfde te doen als de Bereeërs, toen zij de apostel Paulus hadden horen prediken: „Zij namen het woord met de grootste bereidwilligheid des geestes aan en onderzochten dagelijks zorgvuldig de Schriften of deze dingen zo waren” (Handelingen 17:11). Jehovah’s Getuigen zijn van mening dat alle religieuze leerstellingen, of ze nu door henzelf of door anderen worden onderwezen, op deze wijze getoetst moeten worden om te zien of ze in overeenstemming zijn met de geïnspireerde Schrift. Zij nodigen u uit — dringen er bij u op aan — dit te doen in uw gesprekken met hen.
So far so good. Het probleem in de praktijk is echter dat de broeders in Brooklyn - en in het verlengde hiervan de plaatselijke ouderlingen - moeite hebben met zelfkritiek. Het lukt hen maar niet om 'de balk in hun eigen oog' te zien. Hieronder volgt hiervan een veelzeggend voorbeeld:

In de Ontwaakt! van 8 april 1969, pagina 23-24, stond het volgende te lezen over “personen die het “einde van de wereld” voorspelden:

"Inderdaad zijn er in het verleden personen geweest die een "einde van de wereld" voorspelden, terwijl zij zelfs een nauwkeurige datum bekendmaakten. Sommigen hebben groepen van mensen om zich heen verzameld en zijn de bergen in gevlucht of hebben zich in hun huizen teruggetrokken om daar het einde af te wachten. Er gebeurde echter niets. Het "einde" kwam niet. Zij maakten zich schuldig aan vals profeteren... Waar het zulke mensen aan ontbrak, waren Gods waarheden en het bewijs dat zij door God geleid en gebruikt werden."
Welingelichte personen weten dat de broeders in Brooklyn de afgelopen 130 jaar ook een aantal keren het “einde van de wereld” voorzegd hebben: In 1914, 1925, 1975, en het geslacht van 1914 zou niet voorbijgaan. Hoe kijkt het Besturende Lichaam (BL) van JG hier zelf tegen aan? Probeert ze ze zichzelf te zien zoals ze anderen bekijkt? Helaas. In De Wachttoren van 15 maart 1986, pagina 19, stond het volgende:

"Sommige tegenstanders beweren dat Jehovah’s Getuigen valse profeten zijn. Deze tegenstanders zeggen dat er datums zijn gesteld maar dat er niets is gebeurd. ... Bovendien maakt de noodzaak om ons inzicht enigszins te herzien, ons niet tot valse profeten ... Hoe dwaas om het standpunt in te nemen dat aangezien verwachtingen enigszins gewijzigd moesten worden, de hele waarheid in twijfel getrokken moet worden!"
Wanneer we de onderstreepte passages in de citaten met elkaar vergelijken, dan is hier duidelijk sprake van een ‘splinter-balk-situatie’ (Mt. 7:3-5).

Nog een voorbeeld waaruit blijkt dat het BL moeite heeft met zelfreflectie is de rol van religieuze instituten in onze aanbidding van God. Op pagina 229 van het artikel Wat komt eerst – uw kerk of God? in De Wachttoren van 15 april 1970 stonden bijvoorbeeld over de rol van de geliefde religieuze instituten van de katholieke en protestante gelovigen de volgende nuchtere opmerkingen te lezen:

"De meeste gelovigen maken zich zorgen over de huidige crisis in de Katholieke Kerk en ook in de protestantse religies. Hun reacties verschillen evenwel naar gelang van het type van gelovige dat zij blijken te zijn. Bij sommigen komt God op de eerste plaats en is hun kerk slechts een middel dat wordt gebruikt om hem te aanbidden. Bij anderen is hun kerk een doel op zichzelf geworden, terwijl ze zelfs belangrijker dan God en zijn Woord, de bijbel, wordt geacht. Welk standpunt neemt u in? Wat komt in uw hart en geest op de eerste plaats — uw kerk of God?"
Op dezelfde pagina wordt verder gesproken over

"...gelovigen die hun kerk trouw blijven uit loyaliteit aan de religie waarin zij werden opgevoed. Hun houding is: Goed of verkeerd, het is mijn religie! Denkt u hier ook zo over? Indien ja, dan bent u ongetwijfeld een loyaal persoon. Aan wie bent u echter meer loyaliteit verschuldigd — aan uw kerk, of aan God? Nu de aarde zo vervuld is van ongeloof, dient u ervoor geprezen te worden dat u uw geloof hebt behouden, maar waarin dient u geloof te stellen — in een religieuze organisatie, of in God? Waarom gaat u naar de kerk? Toch in de eerste plaats omdat u in God gelooft?"
Het artikel doet een beroep op verontruste katholieken en protestanten om op zoek te gaan naar de ware religie. Indien dit artikel enkele verontruste kerkgangers geholpen heeft om uiteindelijk Jehovah’s Getuige te worden, dan mag je op grond van de vragen uit dit artikel ervan uitgaan dat bij deze broeders en zusters 'God op de eerste plaats komt en dat zij een religieuze organisatie slechts als een middel zien om hem te aanbidden'. 'Bij hen is een religieuze organisatie geen doel op zichzelf geworden, en ze vinden een religieuze organisatie niet belangrijker dan God en zijn Woord, de bijbel'. 'God komt in hun hart en geest op de eerste plaats'. 'Ze bezitten niet de houding: Goed of verkeerd, het is mijn religie'. 'Ze zijn loyaler aan God dan aan een religieuze organisatie' en 'stellen veeleer geloof in God dan in een religieuze organisatie'.

Hoe denken de broeders uit Brooklyn en hun plaatselijke ouderlingen echter over HUN geliefde religieuze instituut, dat ze liefkozend "moeder", "Gods zichtbare organisatie", "getrouwe en beleidvolle slaaf" etc. noemen? Kunnen ze de positie van hun eigen instituut voldoende relativeren, wanneer ze in de spiegel kijken?

Klaarblijkelijk niet, omdat ze hun eigen geliefde religieuze instituut als "Gods communicatiekanaal" zien en het belijden hiervan tot een bindend geloofsartikel voor alle JG verheven hebben. Hieronder volgen enkele citaten uit de JG-lectuur ter staving hiervan (je zult er vele vinden met de CD-Rom van het WTG als je op de zoekregel "communicatiekanaal" intypt):

*** w06 15/7 blz. 22 par. 16 Focus op het goede van Jehovah’s organisatie ***

"Maar als we nu de neiging voelen te murmureren vanwege twijfels over bepaalde leerstellingen van Jehovah’s volk? Wees dan niet ongeduldig. Misschien zal de ’getrouwe slaaf’ te zijner tijd iets publiceren dat onze vragen beantwoordt en onze twijfels wegneemt. Het is verstandig de ouderlingen om hulp te vragen (Judas 22, 23). Ook gebed, persoonlijke studie en omgang met geestelijk gezinde geloofsgenoten helpt ons om twijfel tegen te gaan en onze waardering te vergroten voor de geloofversterkende bijbelse waarheden die we via Jehovah’s communicatiekanaal hebben leren kennen."
*** w94 1/10 blz. 8 De bijbel — Een boek bedoeld om begrepen te worden ***

"Juist zoals de bijbelse profetieën vooruitwezen naar de Messias, zo wijzen ze ons ook naar het hecht verenigde lichaam van gezalfde christelijke Getuigen, dat nu als de getrouwe en beleidvolle slaaf dient. Het helpt ons het Woord van God te begrijpen. Allen die de bijbel willen begrijpen, dienen in te zien dat de „rijkgevarieerde wijsheid van God” uitsluitend bekend kan worden via Jehovah’s communicatiekanaal, de getrouwe en beleidvolle slaaf."
*** w56 15/8 blz. 374 ***

"De wil van de slaaf is daarom Jehovah’s wil. Opstand tegen de slaaf staat gelijk aan opstand tegen God".
*** w57 1/9 blz. 392 ***

"... Het is van levensbelang dat wij dit erkennen en op de aanwijzingen van de "slaaf" acht geven zoals wij naar de stem Gods zouden luisteren..."
*** w43 blz. 204-6 Righteous Requirements ***


(u kunt de afbeelding vergroten door erop te klikken)

"The Lord breaks down our organization instructions further and makes them more practicable by further instructing us through his "faithful and wise servant". He says, `Let us assign the field, the world, to special pioneers, regular pioneers and companies of Jehovah's witnesses in an orderly way, sufficient for everyone to thoroughly witness therein, and let us place upon each one the responsibility of caring for the New World interest in these respective assignments.' He says the requirements for special pioneers shall be 175 hours and 50 back-calls per month, which should develop into a reasonble number of studies; and for regular pioneers 150 hours and as many back-calls and studies as can be properly developed during that time. And for company publishers he says, `Let us make a quota of 60 hours and 12 back-calls and at least one study a week for each publisher.' These directions come to us from the Lord through his established agency directing what is required of us; and, for those who really love the Lord and are guided by his counsel, that is a reasonable service requirement. This expression of the Lord's will should be the end of all controversy. ...

The Lord through his "faithful and wise servant" now states to us, "Let us cover our territory four times in six months." That becomes our organization instructions and has the same binding force on us that his statement to the Logos had when he said, "Let us make man in our image." It is our duty to accept this additional instruction and obey it."


Door hun geliefde organisatie als "Gods communicatiekanaal" aan te duiden, beseffen de broeders uit Brooklyn en hun plaatselijke ouderlingen niet dat ze hiermee - net als de drie metgezellen van Job deden - 'God schuldig verklaren'. Hoezo? Er is een periode geweest dat de broeders uit Brooklyn in hun lectuur een verbod op vaccinaties, orgaantransplantaties en bepaalde bloedfracties uitgevaardigd hadden. Deze standpunten en posities zijn later wel herzien, maar ze werden wel op gezaghebbende wijze verkondigd, als waren ze van Jehovah zelf afkomstig. Want zij zouden immers als "Gods communicatiekanaal" aangesteld zijn. Hierdoor hebben ze Jehovah zelf schuldig verklaard aan onnodige JG-doden, die op loyale wijze voor "oud licht" gestorven zijn. Velen onder ons herinneren zich nog hoe we oprecht geloofden dat er nog vertegenwoordigers van het geslacht van 1914 in leven zouden zijn als Armageddon zou uitbreken. Deze dwaalleer werd jarenlang in de colofon van Ontwaakt! als "de belofte van de Schepper" verkondigd. Toen deze belofte vals bleek, hadden ze hiermee Jehovah tot een leugenaar gemaakt, ook al werd de tekst van de colofon stilletjes gewijzigd.

Is het verwonderlijk dat de emoties van iemand die loyaal voor Jehovah wil opkomen - ja een getuige van/voor Jehovah wil zijn - door bovenstaande situatie geraakt worden? Zoals uit het verslag in het bijbelboek Job blijkt, ontstak Elihu in woede, toen hij onderscheidde dat Jobs drie vrienden "God schuldig verklaard hadden". Het lukte hem simpelweg niet om hier onverschillig op te reageren.

Ook Paulus was een ijverige getuige van Jehovah die besefte dat de rechtvaardiging van Jehovah veel belangrijker is dan de rechtvaardiging van een mens of groep mensen. Dit blijkt uit zijn bejegening van de apostel Petrus. Hoewel Petrus door Jezus rechtstreeks aangesteld was om ‘zijn schaapjes te voeden’ (Johannes 21:15-17), legde hij in Antiochië een groot struikelblok op de weg van de heidense christenen door zich van hun omgang terug te trekken (Galaten 2). De apostel Paulus besefte welke schadelijke gevolgen Petrus’ misstap voor hen kon hebben en aarzelde niet voor de waarheid op te komen. Uit liefde voor Jehovah en zijn broeders zette hij de zaak recht. Hoe reageerde Petrus hierop? Kwalificeerde hij Paulus nu als een afvallige, omdat hij 'actie ondernam tegen een vooraanstaande broeder die een belangrijk onderdeel vormde van de gevestigde orde onder Jehovah’s opgedragen volk?' Want had Paulus met zijn uitlatingen geen 'verdeeldheid veroorzaakt en de eenheid van de gemeente verstoord? Ondermijnden Paulus uitlatingen niet het door de broeders gestelde vertrouwen in de hemelse regeling voor geestelijk voedsel?' (de hier gekozen woorden komen uit het ouderlingen-boek [BL-definitie van "afvalligheid"])

Gelukkig reageerde de apostel Petrus voorbeeldig. Hij stelde zich niet boven terechtwijzing. Petrus pleegde geen karaktermoord op Paulus en beschreef hem later niet als 'onruststoker of een 'broeder die moeite met autoriteit heeft'. Nee, jaren later schreef Petrus in zijn brief over "onze geliefde broeder Paulus", en erkende nederig dat God hem wijsheid geschonken had (2 Petrus 3:15). Petrus besefte ongetwijfeld dat als zijn misstap niet rechtgezet was, de eenheid van de gemeente juist in gevaar gekomen was (verdeeldheid tussen heidense en joodse christenen; Paulus droeg op nog een andere manier bij aan de christelijke eenheid. Voor meer info klik dan hier).

Ook Paulus stelde een goed voorbeeld voor ons: Hij kwam loyaal voor Jehovah op, en uit liefde voor Gods schapen "ontstak hij in toorn omdat zij tot struikelen gebracht konden worden" (2 Kor. 11:29). De vraag die Paulus aan zijn broeders uit Galatië stelde, is klaarblijkelijk nu nog even actueel als toen: "Ben ik nu dan uw vijand geworden omdat ik u de waarheid zeg?" (Gal. 4:16).

In dit verband is het ook interessant te zien hoe het NBV de zin "tegen Job ontbrandde zijn [Elihu's] toorn, omdat hij veeleer zijn eigen ziel rechtvaardig verklaarde dan God" vertaald heeft: "hij ontstak in woede tegen Job, omdat deze in zijn recht meende te staan tegenover God." Ook het BL en haar plaatselijke ouderlingen menen 'in hun recht tegenover God te staan' als ze broeders en zusters die loyaal voor God willen opkomen het zwijgen opleggen door hen uit de gemeente te sluiten. Ook Jezus zei in Joh. 16:1-4: "Deze dingen heb ik tot U gesproken, opdat GIJ niet tot struikelen wordt gebracht. Men zal U uit de synagoge werpen. Ja, het uur komt dat een ieder die U doodt, zal menen God een heilige dienst te hebben bewezen. Zij zullen deze dingen echter doen omdat zij noch de Vader noch mij hebben leren kennen. Niettemin heb ik deze dingen tot U gesproken, opdat GIJ, wanneer het uur ervoor gekomen is, U zult herinneren dat ik ze U heb gezegd."

Als Elihu en Paulus nu geleefd hadden, zou het dan juist zijn om hen voor hun ijverige getuigenis en liefde voor Jehovah en Jezus uit te sluiten? Hoe ironisch zijn de woorden die bij de uitsluiting van huidige zogenaamd "afvallige" gelovigen op het podium van de Koninkrijkszaal voorgelezen worden: "Broeder-die-en-die is niet langer een Jehovah's Getuige".

Zoals uit Job 42 blijkt, besefte Job wat hij verkeerd gedaan had en beleed hij uiteindelijk tegenover Jehovah zijn zonden. Het is mijn innige wens en gebed dat ook de broeders die verantwoordelijk zijn voor uitsluitingen van loyale christenen uiteindelijk begrijpen wat er werkelijk aan de hand is en hun zonden tegenover Jehovah belijden. Tot hun bezinning herhaal ik de woorden van Jezus toen hij stervende was: "Vader, vergeef hun, want zij weten niet wat zij doen" (Lukas 23:34).

Noot: Naar aanleiding van ons gesprek hier nog enkele mijmeringen.

Geen opmerkingen: